r'TTTH welke bij mijn weten in geen ander land voor komt. Ik mag er nog in het voorbijgaan op wij zen, dat buiten de toenmalige staatsgrenzen van de Bataafse Republiek men trouwens in de rest van Nederland (Limburg en delen van Gelder land) deze gemeente-eigendom van oude kerk torens niet kent. Te hooi en te gras heb ik voor mijn studie getracht, een inzicht te krijgen in de wijze waar op de landmeters in de jaren 18111830 bij de opmeting van kerken en kerktorens te werk zijn gegaan: enige lijn is daarin niet te ontdek ken. In de meeste gevallen zijn kerk en toren niet afzonderlijk genummerd op de minuut plans. Zonder enige twijfel zijn de landmeters wel met het feit van de afzonderlijke eigendom van torens geconfronteerd: De Bonifaciustoren van de kerk van Medemblik is afzonderlijk gemeten; alleen heeft men de toren ongenum merd gelaten, en bij latere afbraak van een deel van de kerk is de toren bij het nieuwe nummer van het kerkperceel „bijgepijld". De kerktoren van Bathmen vormde met de kerk één perceel, maar is bij de hermeting van 1940 afzonderlijk genummerd; van de Grote Kerk van Deventer werd al dadelijk de toren afzon derlijk gekadasteerd, doch van de Bergkerk in die stad zijn de beide torens pas in veel later jaren afzonderlijk genummerd. De kerk van de H. Cunera te Rhenen was oorspronkelijk te- samen met de bekende Cuneratoren als één kadastraal perceel op het minuutplan voor gesteld; nog vóór de inwerkingtreding van het Kadaster in 1832 heeft men een splitsing toe gepast en aan de toren een bis-nummer ge geven, wellicht ook al omdat hier add. art. 6 onder oog van de landmeter is gebracht. Een volledig overzicht van de gang van zaken zal wel alleen door een uitputtend onderzoek kunnen worden verkregen. Hoe tijdvergend zulk een onderzoek zal zijn, ondervond ik bij het speuren naar de grond slagen van de eigendom van de torens van dc Grote- of St. Laurenskerk en de Kapelkerk van Alkmaar. Voor wat de daktoren van de Grote Kerk betreft, stuitte ik op een rapport van het Administratief Bestuur van Alkmaar aan het Gereformeerd Kerkgenootschap binnen Alkmaar ter voldoening van artikel 5 van de Publicatie van het Intermediair Uitvoerend Be wind van de Bataafsche Republiek van 12 Juli 1798 tot in werking brenging van het 6e der Additioneele Artikelen tot de Acte van Staats regeling voor het Bataafsche Volk. In dit rap port komt een opgave voor van de taxatie van de Grote Kerk, waarbij speciaal het volgende is aangetekend: waarvan zijn uitgesloten: 10 de toren, de klok, het klokhuis, en het bey- klokje met deszelfs kapel, als welke volgens het bovengenoemde 6. additioneel artieul van de Staatsregeling worden verklaard te zijn een eigendom van de Burgerij deezers plaats, en dus ook ten allentijde onder denzelver beheering en onderhoud staan"; enz. En over de taxatie van de Kapelkerk lezen we: „Wijders dat de Kapeldoor hun was ge- tauxeerd op eene somma van 11.000, terwijl van die tauxatie waaren uitgesloten 1° de Tooren en klok involgen alsboven enz. Nadat uit de jaarverslagen van de ge meente van de vorige eeuw en die tot 1920 steeds die torens als gemeente-eigendommen waren opgenoemd, moest uit de notulen van de raadsvergaderingen en hun bijlagen de ge schiedenis verder worden nagegaan, welke uit mondde in een raadsbesluit van 30 juni 1927, waarbij de rechten van de gemeente Alkmaar op de toren van de Grote Kerk werden afge staan aan de eigenares van die kerk, i.e. de Nederduits Hervormde Gemeente. Noch deze afstand van rechten noch de aanvaarding door de kerkeraad is in een notariële acte vastgelegd en ook niet overgeschreven in de Openbare Registers. Alleen een brief dd. 28 October Bonifaciuskerk MEDEMBLIK 1 Meting 1825 St. Maartenskerk DOESBURG 1830 ^i_j ,ii. 569 570 Taen i i j 148

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 8