werkt hij in de kaart. Men kan hem op ondub belzinnige wijze noemen de stichter der Neder landse maritieme cartografie. De verdere geschiedenis der hydrografie is (als alle historie) in de loop der eeuwen gegroeid en loopt in feite parallel met die van Neder land. Vermeld zij slechts dat de Nederlandse maritieme cartografie in 1753 toen de greep der Compagnie reeds veel van haar vast heid had verloren een hoogtepunt bereikte met de uitgave door de firma Van Keulen van het zesde deel van haar alom beroemd boek werk „De nieuwe groote ligtende Zee-Fakkel", waarin het geheel der hydrografische kennis van de Indische Archipel was neergelegd. Kort daarna treedt een tijdperk van verval der Nederlandse hydrografie in, doordat de Engel sen eerder dan onze voorvaders gebruik maakten van de tijdmeter. Hierdoor werd het probleem van de lengtebepaling opgelost. Voorts bedienden zij zich van de sextant en be haalden zodoende een grote voorsprong. Daar door en door de systematische leiding van de Britse Admiraliteit waarbij in 1795 een Hydrographic Department werd opgericht verkregen de Engelsen in korte tijd veel meer en betere gegevens van hun zich steeds uitbrei dende vloot dan de Hollanders van een scheep vaart die eer kwijnde dan bloeide. Te laat trachtten de Nederlanders met het verlopen van het getij de bakens te verzetten, zoals in 1787 door de instelling van de „Kommissie tot Zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende" en in 1821 door de benoeming in Indië van de „Kommissie tot verbetering van Indische zee kaarten". Gedurende de 19e eeuw veranderde er tech nisch gezien slechts weinig. De sextant en de plaatspasser benodigd voor het vastleggen van de positie van het vaartuig en lood en lijn voor de dieptebepaling, werden aan het einde van deze eeuw evenzeer gebruikt als zulks honderd jaar tevoren het geval was geweest. De enige opzienbarende ontwikkeling tijdens de laatste decennia, was die van de diepzeelo- dingstoestellen, benodigd voor het meten van oceanische diepten vóór tot het leggen van te legraafkabels kon worden overgegaan. In de periode tussen de tweede wereldoorlog en die na de tweede wereldoorlog vallen twee doorbraken op het gebied van hydrografische technologie te vermelden. De eerste betreft de intrede van het echolood, de tweede de op komst en ontwikkeling van elektromagnetische en andere elektronische plaats-bepalingssyste men. Het begin van de jaren zeventig tenslotte markeert de derde grote doorbraak: de auto matisering. Deze zal er vooral toe moeten lei den dat het eindprodukt als resultaat van de opnemingen sneller en meer accuraat tot stand kan komen. Kort historisch overzicht van de ontwikkeling van de „Hydrografie in Nederland" Zoals uit het vorenstaande kan worden afge leid is hydrografie een uit de praktijk geboren wetenschap. Het zijn de ontwikkelingen en verkenningen van ontdekkingsreizigers en zee vaarders geweest, die tot kaartering en be schrijving hebben geleid. In wezen gaat het hier om „zeemeetkunde" in tegenstelling tot landmeetkunde; zij het dan dat de eerste min der wetenschappelijk werd bedreven dan de laatste. Reden mede waarom afgezien van de zeer speciale mariene aspecten waarop later wordt teruggekomen de zeekaartering van heden nauwelijks meer over ruim zeven/tiende van het aardoppervlak uit de doeken doet dan de landkaartering van ca. 200 jaar geleden! Gelijk gezegd, werd in 1787 op typisch va derlandse wijze in commissievorm enige aanzet gegeven tot een geformaliseerde aan pak. Aandacht ook voor wat toen zo belang rijk was, nl. het probleem van de lengtebepa ling (ergo tijdmeting). Uit die actie blijkt het besef dat van een zekere mate van staatszorg dan wel bemoeienis sprake diende te zijn. In de loop van de 18e eeuw waren bij de Fran se, Deense en Britse marines reeds hydrogra fische diensten opgericht, resp. in 1722, 1784 en 1795; wat de Britten betreft: reeds in 1776 was in India een hydrografische dienst opge richt. Hier te lande kreeg de toenmalige luite nant ter zee der le klasse A. A. Buyskes de opdracht van het „Committe tot de Zaaken van de Marine" om de vaarwaters naar de re de van Texel op te nemen en te kaarteren, het geen in 1796 resulteerde in het „Plan van het inkoomen van Texel". Sedertdien, met name na 1821, werd de hydrografische taak verricht door de Koninklijke Marine. In voormalig Nederlands Oost-Indië resulteer de dit tot en met 1962 voor wat betreft het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea in het openleggen van die Archipel. Het huidige be stand aan Indonesische zeekaarten (ruim 350) stoelt geheel en al op de arbeid van vele gene raties Nederlandse marine-officieren in la tere jaren tevens van officieren van de voor malige Gouvernements marine. Uiteraard wer den en worden ook de wateren in de West en 177

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 9