merken en nulpalen zijn in het hydrostatisch net opgenomen. Deze worden echter thans pri mair optisch aangesloten, met uitzondering van de merken op de Waddeneilanden, die in een later stadium hydrostatisch en optisch zullen worden gewaterpast. Zeeland zal in de toekomst geen lange zijtrajecten meer kennen door de ontstane mogelijkheid van optisch waterpassen over de Grevelingendam, de Brouwershavense dam alsmede door de reeds verrichte secundaire hydrostatische waterpassingen over de werk- eilanden, Noordland, Neeltje Jans en de Rog- genplaat in de Oosterschelde. De in 1974 uitgevoerde meting in de Wester- schelde tussen Vlissingen en Breskens (8.3 km) met het kabelschip „Directeur Generaal Bast" van de PTT en de in 1970 uitgevoerde meting met de „Niveau" tussen Perkpolder en Hans- weert (5.7 km) eveneens in de Westerschelde zorgden voor een goede opname van Zeeuws- Vlaanderen in het primaire net. Het laatste kan ook worden gezegd van Zuid-Limburg door de verbinding met Zeeland via het Albertkanaal in België. In 1976 kan, indien de voorspellingen uitkomen, een begin worden gemaakt met de computervereffening van het gehele net. Pas dan kan na een kritisch onderzoek een defini tieve uitspraak worden gedaan omtrent de hoogteligging van de ondergrondse merken en nulpalen, die de steunpunten vormen van het NAP-net. De eerste fase van de netsvereffening is de zogenaamde vrije vereffening. Hierbij wordt slechts één uitgangshoogte aangehouden en wel het ondergrondse merk op de Dam in Amster dam het uitgangspunt van het totale NAP- net in Nederland. De uit deze vereffening ge vonden hoogten voor de ondergrondse merken en nulpalen worden vergeleken met de hoogte gevonden uit de vrije vereffening van de tweede en derde nauwkeurigheidswaterpassing (resp. van 1926 t.m. 1940 en 1950 t.m. 1959). Wan neer het verschil een van te voren berekende tolerans niet te boven gaat wordt voor de defi nitieve berekening dit ondergrondse merk aan gehouden met zijn oude hoogte. Een zakking (of stijging) is immers niet bewezen. Ongetwij feld zal te zijner tijd een uitvoerige analyse van deze hydrostatische metingen, gecombineerd met de primair optische metingen, op schrift worden gesteld. De gehele hydrostatische me ting (met uitzondering van het traject Vlissin gen - Breskens) is tot nu toe uitgevoerd met het kabelschip van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, de „Niveau". Dit schip, een tjalk met een waterverplaatsing van 130 ton werd 28 december 1962 aan gekocht en daarna verbouwd tot kabelschip. Eind 1974 heeft het echter de laatste hydro statische meting volbracht tot de plaats Hooge- veen. Een ouderdom van ongeveer (het juiste jaar van de tewaterlating is onbekend) 100 jaar was voldoende de „Niveau" een wat rustiger bestaan te gunnen als wrakkenschip bij de Directie Bovenrivieren voor de beneden IJssel en het Ketelmeer. Een jonger schip, het door de Koninklijke Ma rine afgevoerde munitieschip de Y602 gaat de 216 Afbeelding 3. Lengte 26,30 m, breedte 5,00 m. Diepgang: leeg 84 cm, normaal 120 cm, maximaal 135 cm.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 16