steld. Deze regel wordt door de regeldrukker
gedécodeerd en in zijn geheel afgedrukt. Dit
afdrukken geschiedt met een snelheid van 20
regels per seconde.
d. De magneetbandeenheid wordt in plaats
van randapparatuur ook wel extern geheugen
genoemd. Op magneetbanden worden gegevens,
die bewaard moeten blijven, overgenomen van
uit het interne geheugen. In het interne geheu
gen worden daartoe blokken gevormd, die ieder
dezelfde hoeveelheid gegevens bevatten.
Vormen we blokken van 6000 bytes, dan zal
een blok op de band ongeveer 10 cm lang zijn.
Tussen twee blokken bevindt zich een spatie
van 1,5 cm.
De informatie wordt in de code, waarin ze in
het interne geheugen aanwezig is, overgeno
men op de band en kan later weer worden in
gevoerd in dezelfde of in een andere compu
ter. Bij de invoer van de gegevens wordt blok
na blok voor de leesinrichting van de magneet
bandeenheid gedraaid; de spatie van 1,5 cm
heeft de computer hierbij als remafstand nodig.
e. Het magnetisch-schijfgeheugen behoort
eveneens tot het extern geheugen, en ook daar
heen worden blokken informatie overgebracht.
Het bestaat uit een aantal schijven, die aan bei
de zijden zijn voorzien van magnetiseerbaar
materiaal. De schijven zijn gemonteerd op een
as en tijdens het gebruik draait het schijven-
pakket met grote snelheid rond. Elke schijfzij
de is op gelijke wijze verdeeld in een aantal
concentrische sporen; per schijfzijde is er een
lees/schrijfkop aanwezig, bevestigd aan een
zogenaamde zoekarm. Als er in het centrale
geheugen of ergens op een schijf aangegeven
staat, op welk spoor en aan welke plaatzijde
zich een bepaald blok informatie bevindt, dan
kan dit blok worden opgezocht en naar het
centrale geheugen getransporteerd worden. In
tegenstelling met de magneetband is de mag
neetschijf dus willekeurig toegankelijk wat be
treft het lezen en schrijven van blokken infor
matie.
De onderhavige computer is ook nog verbon
den met een aantal beeldschermen. Deze wor
den gebruikt door het gemeentelijk energiebe
drijf, dat deze computer „in huis" heeft. Wij
gebruiken deze apparatuur nog niet en daarom
blijft ze verder buiten beschouwing.
Administreren met de computer
Als men een computer gaat gebruiken bij het
voeren van een administratie, worden de ge
gevens meestal vastgelegd in zogenaamde be
standen. Deze bevatten een aantal eenheden
van informatie; zo'n eenheid pleegt men een
„record" te noemen. Een record van het ge
bouwenbestand bevat bijvoorbeeld de gegevens
die van een bepaald gebouw aanwezig zijn. Om
te weten op welk gebouw de gegevens betrek
king hebben, is elk record voorzien van een
straat- en huisnummer.
Dit gegeven noemt men de sleutel van het re
cord. Binnen het bestand zijn de records ge
sorteerd in volgorde van deze sleutels. De re
cords van het gebouwenbestand hebben een
lengte van 375 posities en bieden dus plaats
aan 375 letters of cijfers. Bij het aanmaken van
een gebouwenrecord worden de gegevens op 4
ponsconcepten genoteerd, waarna 4 ponskaar
ten worden geponst.
Elke ponskaart bevat het straat- en huisnum
mer en een kaartsoortcode, waarmede de in
houd van de 4 kaarten van elkaar wordt on
derscheiden. De informatie wordt via de kaart
lezer ingevoerd in het geheugen en wordt ver
volgens, in opdracht van een programma dat
speciaal hiervoor is geschreven, zoveel mo
gelijk op haar juistheid getest. Valt de test
goed uit, dan wordt de kaartinhoud naar het
uitvoergebied weggeschreven. Hier wordt ge
wacht, tot de inhoud van 81 kaarten aanwezig
is, waarna deze informatie als één blok wordt
overgebracht naar een magnetische schijf.
Vindt het testprogramma een fout in de gege
vens, dan gaat de kaartinhoud naar een ander
gedeelte van het uitvoergebied, waar een print-
regel wordt samengesteld, die vervolgens wordt
afgedrukt, met sterretjes onder de gegevens die
fout zijn.
Hierna vindt de sortering plaats op straat- en
huisnummer. De informatie wordt in het ge
heugen gehaald, door onderlinge vergelijking
in een nieuwe volgorde gezet, en teruggeschre
ven naar schijf. Het hiertoe benodigde sorteer-
programma vormt een belangrijk onderdeel van
de standaardprogrammatuur. De snelheid,
waarmee de computer kan sorteren, is verbluf
fend. Het omsorteren van het gehele gebou
wenbestand van straat- en huisnummer naar
kadastraal perceelnummer duurt bijvoorbeeld
slechts 8 minuten.
Nu de gegevens der kaarten in volgorde op
schijf staan, worden deze ingelezen, waarna in
een hiervoor bestemde locatie van 375 oktaden
een gebouwenrecord wordt gevormd.
Deze records worden hierna weggeschreven
naar het uitvoergebied en als de inhoud van 17
records aanwezig is, wordt deze als één blok
overgebracht naar een magneetband.
205