haafd worden. De VHTS echter is van mening dat het voorbereidend leerjaar, mede in het belang van bijvoorbeeld HAVO-abituriënten met verkeerde vakkenpakketten, gehandhaafd moet blijven. De democratisering gaat ook aan de HTS niet voorbij. Na overleg tussen het bestuur, een lerarendelegatie en de studenten raad is overeenstemming bereikt over de instel ling van een reglement voor de afdelingsraden. Afdelingsvoorzitter van de afdeling Landmeet kunde is de heer Ir. J. W. Ormel. In het verslagjaar werden verschillende gast colleges gegeven o.a. door de heer Ir. L. van Zuylen. Het aantal studenten, dat voor de cursus 1974/ 1975 was ingeschreven bedroeg op 31 decem ber 1974 bij de afdeling Landmeetkunde 27 voor het le jaar, 23 voor het 2e jaar, 23 voor het praktijkjaar en 19 voor het 4e jaar. Als contactleraar voor het praktijkjaar trad op Mr. A. J. J. Megens. Voor de afdeling Land meetkunde zijn excursies georganiseerd naar o.a. Metrobouw te Amsterdam, Hansa Luftbild te Munster en ITC te Enschede. Door de Minister van Onderwijs en Weten schappen waren bij de examens van de afdeling Landmeetkunde de heren C. J. Burki en Ir. H. de Ridder als gecomitteerden benoemd. De kandidaten ontvingen allen het diploma. In totaal zijn er voor de afdeling Landmeetkunde t.e.m. 1974 397 diploma's uitgereikt. S. VERANTWOORDE VOORUITGANG RUILVERKAVELINGEN VERZEKERD Beheer landbouwgronden onder departementsdirectie De beleidsvoornemens ten aanzien van de land inrichting zijn gericht op het zo goed mogelijk voldoen aan de gebleken behoefte aan inrich tingsmaatregelen door: ruilverkavelingen dan wel landinrichtings projecten, waar nodig met gebruik maken van de in de „Relatienota" geboden beleids maatregelen; uitvoering van z.g. waterschaps- en ge meentewerken; uitvoering van particuliere cultuurtechni sche werken; landschappelijke begeleiding van de ont wikkelingen in het landelijke gebied. Dit kondigt minister mr. A. van der Stee aan in zijn Memorie van Toelichting op de Land bouwbegroting voor het dienstjaar 1976. Het beleid blijft onverkort gericht op het uit voeringsprogramma van in totaal 160.000 ha ruilverkavelingen in de jaren 1975 t/m 1978. Op grond hiervan is het schema voor ruilver- kavelingen-in-voorbereiding voor 19751979 opgesteld en als bijlage bij de Memorie van Toelichting opgenomen. De snelle ontwikkelingen in het bijzonder in de melkveehouderij, leiden voor veel bedrijven tot de noodzaak van een optimale ligging van de bedrijfsgebouwen ten opzichte van de grond. De bijdrageregeling voor het verplaatsen van landbouwbedrijfsgebouwen in ruilverkavelingen (sinds 1958 ongewijzigd gehanteerd) zal mede daarom aanmerkelijk worden verbeterd. Ook voor de verplaatsing van agrarische be drijfsgebouwen buiten ruilverkavelingen wordt een bijdrageregeling voorbereid. Het betreft hier verplaatsingen om redenen van openbaar nut, met name indien de bedrijfsuitoefening bij de huidige ligging niet langer verenigbaar moet worden geacht met niet-agrarische belangen, zoals ligging in of zeer nabij woonkernen of verkeersveiligheid. De grote belangstelling voor de regeling voor particuliere cultuurtechnische werken vormt een bevestiging van de behoefte aan een verbeterde interne ontsluiting, waterbeheersing, perceels verbetering en drainage. Gestreefd wordt, de voor 1 juni 1975 inge diende aanvragen ten dele in 1975, grotendeels in 1976 en ten dele in 1977 te kunnen honore ren. Voor 1976 is voor particuliere cultuur technische werken, tezamen met kavelruil en de aangekondigde regeling voor boerderijver plaatsing buiten ruilverkaveling 58 min. uit getrokken. De landschapsverbetering en -vernieuwing, zo wel in ruilverkavelingen als daarbuiten, vragen grote aandacht. Ten einde de continuïteit te waarborgen, die voor een blijvende verzorging van het landschap in het buitengebied nood zakelijk is, zullen bijdragen kunnen worden verleend in grondverwerving en inplant en, waar nodig, in het onderhoud. De landschappe lijke integratie van het stedelijk en agrarische bodemgebruik vormt onderwerp van studie in interdepartementaal verband. De landschappe lijke gevolgen van de ontwikkeling van de intensieve veehouderij geven aanleiding bijzon dere zorg te besteden aan de mogelijkheid tot het stimuleren van beplantingen rond de be drijfsgebouwen. Behalve met het bedrijfsleven wordt daarbij overleg gepleegd met de Ver- 262

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 14