Een grotere nauwkeurigheid was mogelijk. Dan
moest echter worden overgegaan op ander
materiaal: „Zweeds graniet"; dit werd uit
kostenoverwegingen niet gedaan. De firma
„MITR1" wilde echter, bij gebruik van de be
staande platen, de afmetingen 300 x 100 cm
wijzigen in verband met de gevraagde nauw
keurigheid. De dikte van de steen in verhouding
tot zijn andere afmetingen speelt namelijk mee
in de mogelijkheid een goed plat vlak te ver
krijgen. Met de formules voor doorbuiging
uit de sterkteleer kan men berekenen dat de
dikte van de steen ongeveer 1/7 van zijn langste
ribbe moet bedragen om de doorbuiging mini
maal te houden. Dit geldt voor een vrije opleg
ging op beide einden. Door de ondersteuning zo
te kiezen, dat het geheel in statisch evenwicht
is, wordt de doorbuiging kleiner. De firma „MI-
TRI" stelde voor de stenen in drie gelijke delen
te zagen. De afmetingen werden nu 100 x
100 x 10 cm. Deze laatste maat van 10 cm
benadert de verhouding 1 7 tot de langste
ribbe.
Bij de firma „MITRI" werd na de eerste slijp-
proef eveneens een controlemeting uitgevoerd.
Deze meting toonde aan dat de door de firma
gegarandeerde tolerantie van 0,05 mm werd
behaald. De controle bleef beperkt tot deze
éénmalige meting, die op dezelfde manier werd
uitgevoerd als bij de hiervoor genoemde metin
gen. Door de firma werd bij iedere steen een
meetrapport gevoegd. Dit en de opgedane erva
ring bij de controlemeting werd voldoende ge
acht om de stenen te accepteren.
De metingen ten behoeve van de montage
moesten eerst gebeuren. Het uitlijnen kwam
pas later aan de orde.
7. Montage
Het oppervlak van de goot mag, na de uit-
lijning niet meer van vorm veranderen. Hiertoe
moet de constructie aan de volgende voorwaar
den voldoen:
7.1. De as waarom de goot draait is horizon
taal en evenwijdig aan het gootoppervlak.
7.2. De hartlijn van de goot draait in een ver
ticaal vlak.
7.3. De draaiingsassen van de goot en de vijzel
staan loodrecht op dit vlak. Hieruit volgt
dat de hartlijn van de vijzel ook in dit
vlak rnoet staan (zie fig. 9).
6. Metingen II
De goot moest op ongeveer 3.50 meter boven
het vloeroppervlak komen (zie fig. 8). De stenen
waaruit de bodem van de goot is samengesteld,
15 stuks van 100 x 100 x 10 cm, werden op
een koker geplaatst. Deze bestaat uit 2 dubbel
T-balken NP 50, met elkaar verbonden door
verbindingsplaten (schetsplaten). De koker rust
aan een zijde met een scharnierende verbinding
op een vaste pijler. De andere zijde van de
koker wordt ondersteund door de vijzel, die
dient om de goot onder een helling te brengen.
Deze combinatie moet aan bepaalde eisen vol
doen om binnen de gestelde toleranties te blij
ven. Hiertoe is een schema opgesteld.
De metingen die verricht moesten worden dien
den twee doeleinden:
1. Controle van de montage.
2. Controle op het uitlijnen van het meetgoot
oppervlak.
7.1. De waterpasligging van de draaiingsas
werd reeds besproken in 2.2. Het evenwijdig
zijn van het oppervlak aan de as van de goot
wordt bij het uitlijnen geregeld.
7.2. Voor de tweede voorwaarde werd de lijn
AD (zie fig. 10) uitgezet. Hierin werden de
punten B en C ingezicht.
De afstand tussen deze punten is gelijk aan de
afstand tussen het midden van de draaiingsas
C' op de pijler en het hart van de vijzelas B',
Fig. 8.
Fig. 9.
j
i 'rfr ~n 1 r-
TIG- I1.F_lIE
Fig. 10.
255