die een roerend goed bezit en zich als eigenaar gedraagt te goeder trouw kan worden aangeno men, dat hij ook de eigenaar is, beschermt. Een nadeel van het onderzoek dat eerst moet plaats vinden is, dat er, vooral bij een groot aantal te behandelen rechtsovergangen, een lange termijn kan verlopen tussen de overeenkomst en de inboeking. Het risico voor de verkrijger houdt in, dat de ingeboekte eigenaar het goed intussen aan iemand anders kan verkopen. Het is daarom voor de verkrijger mogelijk om een aantekening in het grondboek te doen opnemen. Deze „Vor- merkung" is een kennisgeving, die naast de inschrijving van het betrokken goed wordt ver meld en die aangeeft, dat men het onroerend goed heeft gekocht en dat het voor de inschrij ving benodigde onderzoek aan de gang is. Koopt nu een derde van de ingeschreven eige naar, dan kan hij niet meer te goeder trouw zijn. Omdat de eigendom door de inschrijving in het grondboek overgaat en het daarom voor de vervreemder, bij het door de verkrijger niet naleven van de uit de overeenkomst voort vloeiende verbintenis (de plicht tot betaling van de koopsom), niet mogelijk zou zijn zijn eigen dom terug te vorderen, zou dit voor hem nade lige en m.i. onrechtvaardige gevolgen hebben. Namelijk het verlies van eigendom en slechts een persoonlijke vordering op de verkrijger, terwijl de overeenkomst, waarop de levering is gebaseerd, nietig is geworden door het niet nakomen ervan door de verkrijger. De ver- vreemder heeft daarom het recht zich op nietig heid van de overeenkomst en de levering te beroepen en doorhaling te eisen van de in schrijving en zijn eigendom terug te vorderen van de verkrijger en diens rechtsopvolgers on der algemene titel. Om echter te voorkomen, dat de rechten van de verkrijger zonder smet zijn en om bekend te maken, dat diens rechten betwist worden door zijn rechtsvoorganger en dat deze een proces heeft aangegaan om de inschrijving te laten vernietigen, kan men een „Widerspruch" in het grondboek laten opne men. Deze „Widerspruch" geeft dus aan, dat er twijfel bestaat ten aanzien van de rechten van de ingeschrevene. Een derde kan daarom alleen te goeder trouw zijn als hij het grondboek heeft ingezien en geen punten heeft gevonden, die aangeven dat de ingeschrevene mogelijkerwijs geen eigenaar is of dat diens recht betwist wordt. Bestaan er dergelijke punten wel en een derde verkrijgt van een ingeschrevene voor wie dit geldt, dan kan hij nooit te goeder trouw zijn, omdat hij niet is afgegaan op de gegevens van het grondboek. Verkrijging van eigendom is mogelijk bij erf opvolging en bij boedelmenging door huwelijk. Deze overgangen moeten echter wel in het grondboek worden ingeboekt. Hiervoor zijn zo veel formaliteiten vereist, dat de inschrijving door b.v. erfgenamen vaak niet wordt aange vraagd omdat het een omslachtige en ook dure procedure is. Dit heeft tot gevolg, dat het grondboek ten aanzien van de betrokken goe deren niet de juiste rechtstoestand weergeeft. De vraag is nu of de positieve rechtskracht van het grondboek zich uitstrekt tot de kaarten, de kadastrale grenzen en de kadastrale aandui ding. Dit is niet officieel in de wet opgenomen, omdat men bij de invoering van het stelsel niet de voorzorg heeft genomen al het bestaande kaartmateriaal te vernieuwen. Door de juris prudentie wordt deze positieve rechtskracht, na een aantal processen voor het „Reichsge- richt" over de omvang van het geboekte on roerend goed, wel aangenomen voor zover het de kadastrale aanduiding en de kadastrale gren zen betreft en het de bedoeling van partijen was kadastrale eenheden over te dragen. 4.1.2 Het Australische Torrensstelsel Dit stelsel is in 1858 ingesteld door de toen malige gouverneur van Australië Robert Tor- rens. Het is behalve in Australië in meer van de voormalige koloniale gebieden van de West- Europese landen ingevoerd o.a. in Suriname3). Dit stelsel was gemakkelijk in te voeren omdat Australië toentertijd een kroonkolonie was van Engeland en alle grond in het gebied eigendom was van de Kroon4). De Kroon gaf nu land uit aan anderen*, die als doel hadden de wildernis te ontginnen om er de landbouw en de vee teelt te bedrijven. Het was er dus gemakkelijk om na te gaan wie de eigenaar was van een bepaald stuk grond. Bij het opmaken van het grondboek was het dan ook voldoende, dat men zijn ontginnings rechten aantoonde en dat hier, na publikatie van de aanvraag, geen bezwaren tegen binnen kwamen om ingeschreven te worden. De aan vaarding van de wet van 1858 heeft ook bete kenis voor de registratie. Na 1858 uitgegeven grond moet namelijk geregistreerd worden, ter- 3. Het Torrenstelsel in Suriname, van der Deurre. 4. Met voorbijzien dus van de rechten van de oor spronkelijke bevolking van het land! 287

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 11