op te starten pilotproject (van delen van 1 of 2 bewaringen) zo snel mogelijk een stadium be reikt moet worden waarbij het gehele systeem functioneert. Derhalve niet alleen het NAW- deel of bijv. de percelen met erop uitgeoefende rechten maar nog zonder hypotheken of zon der een goed archiefsysteem. Pas als het totale systeem enige tijd heeft ge werkt zal het project gefaseerd, deelprojects- gewijze (opgesplitst in deelprojecten), kunnen worden uitgebreid over het gehele land. Los hiervan staat wat ik zou willen noemen de fasering in diepte van automatisering. Hoe kom ik geleidelijk aan van een data-base met batch toepassingen naar de meer geavanceerde real-time toepassingen? Een dergelijke fasering zal parallel kunnen lopen met de opbouw van de totale data-base en zal gevoed moeten wor den vanuit het pilotproject, waarbinnen alter natieven en speciale problemen kunnen worden onderzocht. 3. Problematiek voor naaste en verdere toe komst en toetsing aan de in Wageningen gestelde eisen Al is het moeilijk om in de toekomst te kijken, toch zijn er een aantal zaken, buiten de tot- nu-toe aangestipte, waarvan wij nu al zeker weten dat zij ons voor de nabije of verdere toekomst nog een hoeveelheid werk zullen ver schaffen. Als eerste punt het volgende. Ons juridische systeem ten aanzien van onroerend goed stoelt eigenlijk op twee pijlers, subjecten en objecten, die door zakelijk-rechtrelaties met elkaar ver bonden zijn. Die rechtrelaties zijn bijna altijd vastgelegd in authentieke stukken (uitzondering bijv. de verkrijging van rechtswege bij ver erving) die moeten of kunnen worden inge schreven en gepubliceerd in de openbare regis ters. De filosofie van de wetgever is nu een heel eenvoudige: Zorg dat ik zowel via het subject als via het object bij die gepubliceerde rechtsfeiten kan komen. Hoe meer rechtsfeiten en ook andere feiten ten aanzien van onroe rend goed (een der registergoederen) moeten of kunnen worden gepubliceerd, hoe moeilijker die zaak kan worden. Ik denk hier aan de eigendom beperkende be palingen zoals we er al een aantal met name kennen (en ook in de data-base zullen op nemen) ingevolge monumentenwet, natuur- schoonwet en deltawet, maar waarbij we voor de toekomst zouden kunnen denken aan een voorkooprecht, beschermde stads- en dorps gezichten, landschapsparken enz. Omdat vrij zeker een toename van beperkende bepalingen mag worden verwacht, zal het systeem hier duidelijk uitbreidingsmogelijkheden moeten be zitten. De vraag die hier om de hoek komt kijken is eigenlijk deze. In hoeverre is het mogelijk een data-base systeem zgn. open-ended te houden, d.w.z. zo flexibel van opbouw dat er later altijd nog dingen aan toegevoegd kunnen worden of wijzigingen (bijv. tengevolge van een nieuwe bestuurlijke indeling) kunnen worden aange bracht. De eis is duidelijker te formuleren dan het te geven antwoord. Als tweede punt wil ik aanhalen het feit, dat in de administratie van het onroerend goed ook de historische gegevens moeten worden vast gehouden. Dit leidt tot het hanteren in het geautomatiseerde systeem van een of andere vorm van een archiefindex of archiefketting, die ons in staat stelt deze historie te bewaren en desgewenst ook weer op te roepen. Ten aanzien van dit punt zullen zeker ook toepas singen van COM (Computer Output on Micro film) in overweging moeten worden genomen. Het derde punt waarover ik iets wil zeggen is het al dan niet opnemen van meer zgn. addi tionele gegevens. Te denken valt hier aan ge gevens omtrent cultuur, gebruik, bestemming, waarde, pacht, woningen enz. gegevens die, al of niet in bewerkte vorm, voor anderen nuttig kunnen zijn t.b.v. planologie, ruimtelijke orde ning en/of beheer, statistiek enz. Als we er in algemene zin van uitgaan dat het geautomati seerde kadaster voor vele anderen (zoals ook nu reeds het geval is in de niet geautomati seerde situatie) moet dienen als een soort basis informatiesysteem vastgoed, als een stramien waarmee anderen voor eigen toepassing kun nen verder werken, dan begrijpt u, dat hier onmiddellijk sprake is van uitwisseling van be standen, toevoeging van informatie en vooral ook het bijhouden daarvan. Er rijzen vragen als wie doet wat?, wat kan ik toevoegen zonder dat het eigen systeem onwerkbaar wordt?, enz. Dit brengt mee dat legio overlegstructuren al bestaan en dat er in de toekomst zeker nog een aantal bij zullen komen. U kent allen de normale argumentering ervoor, zoals zorgen dat niet tweemaal hetzelfde gebeurt, afstem ming op elkaar van werkzaamheden, mogelijk heid tot uitwisseling van gegevens, besparingen enz. De bedoelde structuren zijn noodzakelijk en nuttig, maar zij trekken zich vaak weinig aan van vastgestelde termijnen en planningen en hebben derhalve vaak vertragingen tenge volge. Een vierde punt, maar zeker niet het minste, 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 25