WIJZIGING VAN DE ONTEIGENINGSWET Bij de Tweede Kamer der Staten Generaal is een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de Onteigeningswet. De verantwoordelijke be windslieden zijn de ministers van Agt (Justitie), Gruijters (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or dening) en van der Stee (Landbouw en Visserij). Het wetsvoorstel gaat voor de waardebepaling van onroerend goed bij onteigening uit van de gebruikswaarde. Daaronder wordt verstaan de waarde van het goed op grondslag van het ge bruik dat daarvan ten tijde van de onteigening wordt gemaakt. Evenwel moet binnen bepaalde grenzen rekening worden gehouden met de mo gelijkheden, een ander gebruik van het onroe rend goed te maken dan het bestaande. In beginsel het bestaande gebruik Degene wiens goed onteigend wordt, heeft aan spraak op vergoeding van de waarde. Die waar de wordt volgens het wetsontwerp begroot op grondslag van het gebruik dat van het goed wordt gemaakt ten tijde van de onteigening. De waarde van landbouwgrond bijvoorbeeld wordt niet bepaald door de bestemming van de grond voor woningbouw. Men moet nagaan wat vergelijkbare landbouwgrond, gelegen in een gebied dat niet door de schaduw van de be bouwing is geraakt, zou kosten. Toekomstverwachtingen spelen geen rol Het wetsontwerp wil beletten dat toekomstver wachtingen in verband met een bestemmings plan een rol spelen bij de waardebepaling. Voor de eigenaar is dat een toevallige omstandigheid. De waardestijging die ontstaat door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied, be hoort de eigenaar niet zonder meer toe te vallen. Rekening houden met ander gebruik Bij de waardebepaling wordt dus uitgegaan van het bestaande gebruik. Als uitsluitend en enig criterium echter achten de bewindslieden het bestaande gebruik te beperkt. Ook andere vor men van gebruik zijn denkbaar zonder dat de toekomstverwachtingen, die het wetsontwerp wil buitensluiten, een rol spelen. Met het oog daarop laat het wetsontwerp de mogelijkheid open, bij de waardebepaling van onroerend goed binnen bepaalde grenzen rekening te hou den met ander gebruik dan het bestaande. Ander gebruik van grond Bij grond (ongebouwd onroerend goed) moet het dan gaan om gebruik waarvoor de grond technisch geschikt is en waarnaar ter plaatse ook vraag is. Weiland zal bijvoorbeeld als tuin- bouwgrond kunnen worden gewaardeerd als het daarvoor geschikt is en ter plaatse ook vraag naar tuinbouwgrond bestaat. Onder die voor waarden kan men dus een andere vorm van landbouwexploitatie in aanmerking nemen. De hoedanigheid van „onbebouwd" moet echter altijd behouden blijven. Nu kan het zijn, dat voor dat ander landbouwgebruik bepaalde con structies nodig zijn. Het wetsontwerp zegt daar om dat schuren, kassen en daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen van eenvoudige con structie het karakter van „ongebouwd" niet verloren doen gaan. A nder gebruik van gebouw Ook een gebouw kan onafhankelijk van te ver wachten ontwikkelingen in verband met een bestemmingsplan voor andere doeleinden ge bruikt worden. Een pand dat als woonhuis in gebruik is, kan soms ook als kantoor worden gebruikt. Als er ter plaatse vraag naar dergelijke kantoorruimte bestaat, kan daarmee bij de waardebepaling rekening worden gehouden. Om een bestaand gebouw voor ander gebruik ge schikt te maken zullen vaak voorzieningen en veranderingen nodig zijn. Het wetsontwerp laat die toe, maar ze mogen niet zover gaan dat het gebouw geheel of nagenoeg geheel ervoor moet worden afgebroken. Als bijvoorbeeld alleen de buitenmuren overeind zouden blijven, kan men naar de mening van de bewindslieden niet meer spreken van een bestaand gebouw. Invloed van bestemmingsplan op gebruiks waarde van landbouwgrond In bepaald opzicht vragen de bewindslieden nog bijzondere aandacht voor het landbouwbedrijf. Een bestemmingsplan kan namelijk bij bestaand gebruik de waarde van landbouwgrond druk ken. Het komt steeds meer voor dat in zo'n plan bepalingen worden opgenomen die het agrarisch gebruik van de grond beperken. Bijvoorbeeld: de verkaveling mag niet gewijzigd worden, de aard van het gebruik mag niet veranderen, enz. Volgens het wetsontwerp mag bij onteigening van landbouwgrond deze waardedrukkende werking van een bestemmingsplan worden weg gedacht (onder landbouw vallen onder andere ook pluimveehouderijen, bloemkwekerijen, en bedrijven voor bloembollenteelt). De be windslieden brengen in de Memorie van Toe lichting op het wetsontwerp tot uitdrukking, het gerechtvaardigd te vinden voor de landbouw de invloed van waardeverminderende voorschrif ten buiten beschouwing te laten, voor zover deze voortvloeien uit bestemmingsplannen en gericht zijn op de als landbouwgrond in gebruik zijnde onroerende goederen. In geen andere sec tor hebben deze beperkende bepalingen dezelfde betekenis als in de landbouw. Het gaat hier niet om beperkingen als die welke voortvloeien uit 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 30