worden. Het kan daarom minder gewenst zijn
om lantaarnpalen af te beelden. Iedereen weet
trouwens, dat ze vlak achter de trottoirband
staan. Ze zouden het kaartbeeld onnodig druk
maken. Deze argumentatie heeft ertoe geleid,
dat op de stadskaarten van de gemeente Rot
terdam geen lantaarnpalen worden afgebeeld.
Geheel anders komt dit te liggen, indien de
lantaarnpaal staat langs een buitenweg. De
kaart is daar weinig gedetailleerd, omdat er
zich in het terrein weinig objecten bevinden.
Elk object dat ter oriëntatie kan dienen en eni
germate als vast kan worden beschouwd (ook
voor het eraan vastknopen van eenvoudige me
tingen; bijvoorbeeld voor het inmeten van lei
dingen) is welkom op de kaart. Dezelfde ge
bruiker kan zodoende in het ene gebied andere
eisen aan de kaart stellen dan in het andere ge
bied. In principe kunnen deze verschillende ge
bieden op eenzelfde kaartblad voorkomen.
Wat we hier met het voorbeeld van de lantaarn
paal hebben duidelijk gemaakt, geldt evenzeer
voor andere terreinobjecten welke op kaarten
worden afgebeeld.
In het artikel „Versplintering van de kaarte-
ring van Nederland" schrijft professor Koe
man [3] over overlappingen van kaarten, welke
optreden waar verschillende kaarteringsdiensten
eenzelfde gebied geheel of gedeeltelijk in kaart
hebben gebracht. Het feit dat elke dienst zelf
kaarteert volgens eigen beginselen zou nood
zakelijk zijn, omdat er geen basiskaart aanwe
zig is die qua inhoud de grootste gemene deler
levert van wat die verschillende diensten voor
hun specifieke kaart nodig hebben. Het be
staan van diverse kaartbladen met verschillen
de schaal, kaartinhoud en met verschillend
bladformaat, wordt in figuur 4 van zijn artikel
treffend geïllustreerd. De figuur is m.i. echter
ook illustratief voor de diversiteit van ge
bruiksdoeleinden (bijvoorbeeld het beheer van
wegen en spoorwegen) welke het noodzakelijk
maken dat de aanwezige informatie in diverse
vormen (op veelsoortige kaarten) wordt gepre
senteerd. Deze noodzaak van gevarieerdheid
van kaarten zal ook in de toekomst blijven be
staan. Belangrijk voor een goede beoordeling
is voorts het feit, dat er veelal verschil zal zijn
in het tijdstip waarop de verschillende diensten
de hoogste graad van bijhouding wensen. Deze
is immers afhankelijk van de planning en uit
voering van werken.
We willen pleiten voor een voortzetting van de
samenwerking van kaartvervaardigers bij de
uitwisseling van gegevens, zoals die reeds jaren
bestaat. Door samenwerking kunnen doublures
bij het verzamelen van informatie worden
voorkomen. Naast het bestaan van standaard-
kaarten moet een „heterogeen" kaartbeeld soe
pel kunnen worden verkregen. De homogenise
ring waarover professor Koeman spreekt, moet
niet in de eerste plaats gezocht worden in een
uniforme kaart, maar in de normalisatie van
de bouwstenen van de kaart; de elementen
waaruit de kaart is opgebouwd. Deze kan wor
den verkregen door te streven naar het defi
niëren van begrippen, door classificatie, door
normalisatie van coderingen en signaturen.
Hierdoor wordt de uitwisseling van informatie
bevorderd en wordt de mogelijkheid verkregen
automatische kaarteerprocessen in te schakelen
waarmee topografische informatie wordt ge
presenteerd in de veelsoortigheid van vormen
welke de gebruiker nodig heeft.
4. Directe en indirecte kaartvervaardiging;
toepassing van een databank.
Bij automatische vervaardiging van kaarten
kunnen we volgens twee principes te werk
gaan. Het eerste houdt in dat de gegevens die
door metingen in het terrein worden verkre
gen, direct met behulp van elektronische appa
ratuur (computer en tekenapparatuur) worden
verwerkt tot een getekende kaart. Het doet er
daarbij niet toe of de gegevens op automatisch
leesbare documenten (papertapes) zijn verza
meld of dat ze in leesbaar schrift zijn opgete
kend en binnen eerst moeten worden geponst.
Criterium is, wat men overhoudt nadat de
kaart is uitgetekend. Indien men alleen de ge
tekende kaart als eindproduct verkrijgt, willen
we spreken van directe kaartvervaardiging.
Een andere methode is het opereren met een
databank, dat is een gegevensverzameling wel
ke is opgeslagen in een tot de elektronische
apparatuur te rekenen geheugen (magneetban
den, schijven, enz.). De gegevens worden dan
in de vorm van coördinaten met daaraan toe
gevoegde coderingen vastgelegd. De kaartver
vaardiging geschiedt vanuit dit gegevensbe
stand op een indirecte wijze. We spreken van
indirecte kaartvervaardiging (overeenkomend
met de route A in afbeelding 2). Kenmerkend
voor de directe methode is, dat de coderingen
die gekozen worden, gericht zijn op de bestu
ring van de tekenmachine. Men werkt bijvoor
beeld met codes als „volle lijn" en „streep-
lijn". Uit de opname ontstaat volgens een vast
patroon en zonder veel keuzemogelijkheden de
kaart. Bij de indirecte methode wordt de wijze
waarop de kaart zal worden getekend voorlo
pig naar de achtergrond gedrongen. Men tracht
zoveel mogelijk alle relevante informatie te
45