verzamelen. In een later stadium heeft men dan
alle vrijheid om zich af te vragen welke infor
matie (en op welke wijze) voor een bepaald
gebruiksdoel het beste kan worden gepresen
teerd.
De indirecte kaartvervaardiging heeft belang
rijke voordelen. Enkele daarvan zijn al ter
loops genoemd. Door indirecte kaartvervaardi
ging kunnen problemen van variatie van de
kaartinhoud, kaartvereenvoudiging door gene
ralisatie en selectie, schaalverandering, wijzi
ging van signaturen en de problemen van de
bijhouding worden aangepakt.
In de volgende paragrafen willen we met
als achtergrond de mogelijkheden van een to
pografische databank het proces van de
kaartvervaardiging nader analyseren en de ele
menten in het proces opsporen, welke voor de
automatische kaartvervaardiging van wezenlij
ke betekenis zijn. We zullen ook mogelijkhe
den voor de toekomst ontdekken.
Niet voor elke mogelijkheid valt onmiddellijk
een praktische toepassing te bedenken. Dit is
ook niet nodig. Het belangrijkste is, dat de
mogelijkheden voor verdere ontwikkeling wor
den opengehouden en dat de momenten in het
proces, waar die mogelijkheden zich voordoen,
worden onderkend, zodat indien men zich
voorlopig beperkingen oplegt men weet wat
men doet.
5. Benoeming van de objecten welke op de
kaart worden afgebeeld.
In het voorgaande werd reeds gesteld dat bij de
directe methode van kaartvervaardiging veelal
volstaan wordt met aanduidingen als „volle
lijn" of „streeplijn". Achter deze aanduidin
gen kunnen diverse soorten objecten schuil
gaan. Zo kan een volle lijn een trottoirband
voorstellen, maar even goed de omtrek van een
gebouw of een tramrail. Het systeem kent deze
objecten echter niet, maar kent slechts het
symbool waarmee de objecten op de kaart
worden afgebeeld.
We kunnen bij de benoeming van objecten ook
gebruik maken van terminologie die betrek
king heeft op de aard van het object en in een
later stadium bepalen hoe (met welk symbool)
dat object op de kaarten moet worden afge
beeld.
Het belangrijkste element waaruit een kaart
wordt opgebouwd is het lijnstuk. Laten we
daarom eens zien wat er bij de benoeming van
een lijnstuk te pas komt. Een op de kaart ge
tekend lijnstuk vertelt ons, dat er in werkelijk
heid een begrenzing (discontinuïteit) in het ter
rein aanwezig is. Anders gezegd: een aaneen
sluitend voorkomen van bepaalde kenmerken
gaat (veelal abrupt) over in een aaneensluitend
voorkomen van andere kenmerken. Een voor
beeld hiervan is een verharde oppervlakte
waarop tegels liggen van 30 bij 30 cm en waar-
kenmerken
ontin
,0
AUTOMATISCH
'GETEKENDE
KAART
VERZAMELEN
INFORMATIE
KOÖRD.
A= DIREKTE METHODE
B INDIREKTE METHODE
Afbeelding 2. Toelichting A: de verzamelde informa
tie wordt direct aangewend om de elektronische te
kentafel te besturen en een getekende kaart te ver
krijgen. De kaart is het enige eindprodukt van dit
proces. Toelichting B: de verzamelde informatie
wordt direct opgeslagen in het externe computerge
heugen. Wil men een kaart laten tekenen dan fun
geert het geheugen als bron voor het verstrekken van
de informatie waarmee de elektronische tekentafel
bestuurd wordt. Als eindpunt van dit proces blijft
naast de kaart ook het geheugen intact. Dit geheu
gen kan opnieuw geraadpleegd worden voor het te
kenen van kaarten met gewijzigde inhoud, andere
schaal en bladindeling, enz.
AANEENGESLOTEN VERHARDING
TEGELS 30 30
ER LOPEN MENSEN OP
OPENBAAR TOEGANKELIJK
-TROTTOIR
beQre'
inzing
lUÏTef
Ld\sc<
kenmerken
BEGROEIDE OPPERVLAKTE
GEMAAID GRAS
NIET AFGESLOTEN
Afbeelding 3.
GAZON
46