Eindexamen 1 976 HTS voor de Bouwkunde
afdeling Landmeetkunde te Utrecht
LANDMEETKUNDE K.v.I.
Tijd: 150 min.
I. In het circuitnet van figuur 1 is de rich
tingsmeting aangegeven door onderbroken
lijnen, de lengtemeting door volgetrokken lij
nen, terwijl de gecombineerde richtings- én
lengtemeting is aangegeven door dubbele lijnen.
De punten 1, 3, 5, 7, 9 en 79 zijn gegeven RD-
punten.
Beantwoord de volgende vragen zakelijk, kort
maar goed gemotiveerd.
I. a. Hoe dient de vereffening van dit net te
worden uitgevoerd?
b. Hoeveel en welke voorwaarden zijn er
bij vereffening volgens het le stand
aardvraagstuk? (alleen de voorwaarden
bij de 3 insnijdingsconstructies 13-15-
17-1, 29-31-33-47-49-3-5 en 57-59-61-
7 dienen in formulevorm te worden
aangegeven).
II. Stel dat een strenge vereffening volgens I.
niet mogelijk is en we moeten teruggrijpen
op de HTW.
Hiertoe wordt het net opgesplitst in afzon
derlijke polygonen die successievelijk wor
den berekend.
a. Hoe zou je dit net opdelen?
Nummer hierbij naar volgorde van be
rekening de afzonderlijke polygoon-
trekken volgens T, T2 T3 waar
bij in iedere trek de bijbehorende ver
dichtingsafstand dient te worden aan
gegeven volgens resp. Ax A2 A3
(zie ook de HTW tussen de bladzijden
344 en 345 waarbij bovendien het be
gin- en eindpunt van iedere trek is aan
gegeven door pijlen).
b. Geef in tabelvorm aan hoe je de af
zonderlijke polygonen zou berekenen.
c. Welke conclusies zou je uit deze klas
sieke opzet kunnen trekken voor de
kwaliteit van het circuitnet?
III. Welk(e) punt(en) mag/mogen na vereffe
ning niet gebruikt worden als hoofdpunt
voor latere metingen en verdichting?
IV. Stel dat het terrein geen belemmeringen
oplevert, welke aanvullende metingen zou
je dan ter verbetering laten uitvoeren?
Wat zijn hiervan de consequenties voor
precisie en betrouwbaarheid?
2. In figuur 2 zijn ter bepaling van punt 9 uit
de RD-punten 1, 3, 5 en 7 de volgende
lengten gemeten met een standaardafwijking
van 3 cm:
1 km)
1 km)
km)
km)
De gegeven RD-punten hebben cirkelvormige
standaardellipsen met een straal d, die bere
kend kan worden uit de aannamen van de
HTW voor nauwkeurigheidsgebied 1.
a.
Stel de correctievergelijkingen op volgens
het 2e (4e) standaardvraagstuk.
Toon aan dat de variantiematrix van de
Ax-grootheden een diagonaalmatrix is, met
hoofddiagonaalelementen die gelijk zijn aan
9 10
d2
(met 1 1 km)
•-
•x-a&
Fig. 1. Schaal 1 1500.
S91
s93 0=
s95
s97
10
S"
Fig. 2.
201