4. a. Wat verstaat men bij rioleringssystemen onder gecombineerde en gescheiden stel sels (evt. voor- en nadelen beschrijven), b. Geef een uiteenzetting over „het uitzet ten van rioleringswerk". 5. Gevraagd werd het lengteprofiel te tekenen van een stuk riolering, waarvoor de gege vens op een bijlage werden vermeld. PLANOLOGIE Tijd: 150 min. 1. Er wordt gesteld: „De open ruimte is on misbaar voor de stedelijke gebieden". a. Waaruit bestaat die „onmisbaarheid"? b. Waaruit blijkt die onmisbaarheid in West-Nederland? c. Is het beleid ten aanzien van de open ruimte van veel/weinig betekenis voor het ruimtelijk beleid in de overige gebie den in West-Nederland? Antwoord toe lichten. 2. a. Wat is een „hiërarchisch kernenpatroon" of „dorpenplan"? b. Waarom is het nodig om zo'n dorpen plan op te stellen? c. Welke strijdigheid treedt er op tussen een dorpenplan en een ander deel van het ruimtelijk beleid? 3. a. Welke vormen van recreatie zijn te on derscheiden? b. licht van iedere vorm van recreatie de betekenis toe voor het ruimtelijk beleid. 4. Wat wordt verstaan onder de „tijd-ruimte- lijke geconditioneerdheid" van de mens? 5. Noem redenen waarom het niet mogelijk is alleen maar te streven naar het minimalise ren van de af te leggen afstanden. 6. Welke 4 mogelijkheden zijn er in beginsel voor de ruimtelijke ordening om de af te leggen afstanden zo klein mogelijk te hou den? 7. Bespreek de omvang en gevolgen van het ruimtebeslag door het autoverkeer en geef aan wat er aan gedaan wordt (gaat worden). 8. Noem een aantal maatregelen bij de inrich ting van de ruimte die van belang zijn om een goede watervoorziening en waterhuis houding in Nederland te behouden en/of te herkrijgen. De volgende vragen dienden beantwoord te worden na doorlezing van een studiestuk, t.w. de bladzijden 51 t.m. 64 van de Verstedelij- kingsnota. In dit studiestuk waren de tekstge deelten, waarop de vragen betrekking hebben, onderstreept en genummerd overeenkomstig de nummering van de vragen; hier worden die tekstgedeelten aangegeven door vermelding van het bladzijdenummer en de regelnummers in de Verstedelijkingsnota. 1. Wijs de uitspraken in het studiestuk aan, die aangeven dat a. wenselijke maatschappelijke vernieuwin gen door de tendenties in het verstede- lijkingsproces worden bevorderd; b. idem voor tegengewerkt, (blz. 52, regel- nrs. 8 t.m. 15). 2. Zijn de aangehaalde cijfers van Amster dam geheel of gedeeltelijk een bevestiging van de stelling dat de oude stad diversiteit verscheidenheid) biedt? (blz. 52, regel- nrs. 28 t.m. 37). Licht het antwoord toe mede aan de hand van uitspraken in het studiestuk. 3. Welke interne tegenstrijdigheid ligt in deze zin opgesloten? (blz. 53, regelnrs. 44 t.m. 47). 4. Welke onjuistheden en of ongerijmdheden zitten in deze zinnen? (blz. 55, regelnrs. 47 t.m. 51). Licht het antwoord toe mede aan de hand van uitspraken in het studiestuk. 5. Welke gevolgen voor het ruimtelijk beleid zouden moeten of kunnen worden verbon den aan deze uitspraak? (blz. 56, regelnrs. 51 t.m. 56). 6. Welke afstotingen en welke specialisaties van economische activiteiten worden in het studiestuk genoemd voor de binnensteden? (blz. 57, regelnrs. 29 t.m. 32). 7. a. Welke redenen hebben bedrijven om zich in de (centrale) stad te vestigen (van elders komende of een nieuw opgericht bedrijf beginnende)? (blz. 58 vanaf re gel 56 en blz. 59 tot regel 4). b. Wat zullen typerende kenmerken zijn van de zich vestigende bedrijven? 8. In hoeverre zijn de „in de eerste plaats" genoemde oorzaken in overeenstemming met de gegevens op de grafiek van het grondgebruik van Amsterdam? (blz. 61, regelnrs. 13 t.m. 22 en verder ook blz. 72 en 73 van het Statistisch Zakboek 1975 van Amsterdam). 9. a. Wat moet daar onder worden verstaan? (blz. 62, regelnrs. 30 en 31). b. Welk verschijnsel moet in de steden op treden indien het juist is wat er staat? 10. Wijs de uitspraken in het studiestuk aan die de kans klein maken dat de bedoelde klachten zich zullen gaan voordoen. Licht toe waarom die uitspraken inhouden dat 204

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 22