tijk en laat een voor de hand liggende mogelijk heid van de inpassingsvereffening zien. Het derde voorbeeld is theoretisch van opzet, maar heeft een praktische tint. Deze mogelijk heid zal vermoedelijk goede perspectieven kun nen bieden. Voorbeeld 7: (fig. 10) In fig. 10 wordt een puntenveld verondersteld, dat wordt ingepast op drie inpaspunten (genum merd 1, 2 en 3). Men kiest b.v. de punten 1 en 2 als rekenbasis (punt 1 Pr, punt 2 Ps) en transformeert het puntenveld gelijkvormig op deze basis. Laat de sluitterm in punt 3 de getekende vector zijn met elementen tx x3(2) XgW en ty y3(2) y./1). "3 '3 Om inzicht te krijgen op welke manier deze vector wordt „verdeeld" over het in te passen puntenveld, zijn de inpassingsvectoren met ele menten ex en ev in een regelmatig patroon van punten berekend en getekend. De richting en de lengte van een inpassings vector is afhankelijk van de meetkundige ligging van het beschouwde punt ten opzichte van de drie inpaspunten. Men lette op het effect van draaiing in de richting van de vectoren en op de lengteverandering van de vectoren bezien vanaf punt 3 naar de basispunten toe. In de figuur zijn isolijnen getekend, die punten met gelijke vector lengte met elkaar verbinden; het interval bedraagt 40 mm. De vectorlengten van punten op de rechte verbindingslijn van de basispunten 1 en 2 blijken niet nul te zijn, al zijn ze klein. Men lette ook op de zwak door gebogen vorm van de isolijnen tussen punt 3 en de rekenbasis, en op de vorm van de isolijnen in het gebied buiten de driehoek 1-2-3. Uit het aanmerkelijke verloop van de richting en de lengte van de vectoren in dat buitenge bied blijkt duidelijk dat de in te passen punten zich niet ver verwijderd mogen bevinden van deze driehoek van inpaspunten, wil er nog sprake zijn van ('«.passing. In dit voorbeeld van een driehoek (behalve de rekenbasis slechts één inpaspunt) blijkt de plaats van de isolijnen onafhankelijk te zijn van de richting van de vector in punt 3 (bij gelijk blijvende vectorlengte). Voorbeeld 2: (fig. 11 en fig. 12) Dit voorbeeld is ontleend aan de praktijk en N, i k 'k 5013 5009 N> 5045 A 5005 situatieschaal I vectorschaal 5014 5004 RESULTATEN na inpassing PUNTNR X Y TX OF EX TY OF EY 5001 37187.190 15 4°6,230 5005 36961.250 15219.730 0.133 5002 37214.640 15372.150 0,014 5007 36908.350 15484,140 -0,221 0.054 5004 37094,942 15187.383 0,049 0.045 5006 36932.771 15328.005 -0,090 0,019 5009 37o7l.979 16352.275 -0,034 0.056 5010 37187.797 15268,049 0,045 0.099 5011 37131.725 16463,805 -0,036 0.032 5012 37131.247 16319.894 0.005 0.082 5013 37068.755 15426.472 •0.068 0.045 5014 370«6.798 15274.384 0,009 0.058 5017 37056.760 16489.509 -0,101 0.037 5025 36978.780 16364,989 -0,091 0.035 5040 36994.937 15413.622 -0.112 0.042 5041 36994.716 15386.656 -0.151 0.024 5043 36984.911 15474.611 -0,152 0.045 5045 36988.455 16290,350 -0,037 0.025 5052 37152.619 15401.557 -0,012 0.073 Fig. 11 226

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 12