gegeven punten moeten dan eigenlijk in het nieuwe puntenstelsel ingepast worden. De huidige herziening (sanering) van het R.D.-net geeft verschillen te zien tussen oude en nieuwe coördinaten. Theoretisch levert zelfs de kleinste wijziging van gegeven R.D.-coördinaten een inpassingsvraagstuk op voor het puntenveld dat aan die gegeven punten is „opgehangen". In de praktijk blijken wijzigingen van enkele cm's niet voelbaar bij het gangbare gebruik van R.D.-punten. Grotere wijzigingen, die hier en daar blijken op te treden, zullen echter verwerkt moeten worden in de coördinaten van het net van punten dat qua fase van verdichting op de R.D.-punten volgt. Men zal zich bij de veranderde werkwijze en omstandigheden moeten aanpassen en gaan denken in termen van „dynamische" punten- velden, die de noodzakelijke veranderingen op de voet volgen. Hoe is dit daadwerkelijk te bereiken? Laten we ons leiden door de volgende over wegingen: 1. Veranderen om de een of andere reden de coördinaten van een punt van een bestaand puntenveld, dan zullen ook punten in de om geving van het betrokken punt moeten mee- veranderen. 2. Wordt in een bestaand puntenveld een nieuw punt gemaakt zonder de in de inleiding ge schetste verdichtingssamenhang, en wordt dit punt als maatgevend beschouwd („van hogere orde"), dan zullen de punten in de omgeving van het „vreemde punt" moeten reageren in de vorm van correcties op de bestaande coördina ten. 3. Het zal meermalen economisch onverant woord zijn of zelfs onmogelijk blijken een her berekening van een puntenveld (of een gedeelte ervan) uit te voeren met de originele meetgege vens. Het zou dan handig zijn te kunnen vol staan met de berekening van correcties aan bestaande coördinaten. 4. Als een puntenveld op punten met nieuwe coördinaten wordt ingepast, is het belangrijk de oorspronkelijke samenhang tussen de coördina ten van de punten te behouden en zo weinig mogelijk te verwringen. De samenhang van de punten van een puntenveld vindt zijn maat in de kennis van de relatieve varianties en co- varianties van de coördinaten van deze punten. 5. Als een puntenveld op punten met nieuwe coördinaten wordt ingepast, is het erg gewenst niet met restverschillen in de aansluitingspunten te blijven zitten. Deze restverschillen geven aan leiding, zoals bekend, tot plaatselijke sprongen in relatieve precisie. 2. Transformatie of Vereffening? De genoemde vijf overwegingen leiden tot de vraag welke methode het meest voldoet om een stel punten in coördinatenstelsel (1) (gegeven puntenveld of een gedeelte ervan) over te voe ren in coördinatenstelsel (2) door middel van een aantal inpaspunten die in beide coördina tenstelsels bekend zijn (fig. 1). Anders gezegd: hoe kan coördinatenstelsel (1) het best worden afgebeeld op coördinatenstelsel (2)? Gelet op de overwegingen 3 en 4 zou een overbepaalde gelijkvormigheidstransformatie in het algemeen een geschikte transformatie kun nen zijn, omdat men dan uitgaat van coör dinaten en het in te passen puntenveld geen vervorming ondergaat. De optredende wijziging in schaal en oriëntering (co) en de algehele verschuiving bij deze transformatie laat de vorm van het net van punten onaangetast. Het „wegwerken" van de onvermijdelijke rest verschillen in de aansluitingspunten is echter een nogal willekeurige handeling. Daarom is deze methode lang niet altijd aan te bevelen. Een overbepaalde affiene transformatie komt alleen in aanmerking als er een zekere affiene vormverandering van de puntenfiguur nodig is (schaalfactor en oriëntering niet in alle rich tingen dezelfde). We gaan er echter in het kader van dit artikel van uit dat de in te passen pun- tenvelden een dergelijke systematische vervor ming niet in zich bergen, zodat we ook deze transformatie ter zijde laten. Ten slotte de trapsgewijze conforme transfor matie: deze transformatie heeft geen restver schillen, maar leidt tot een vervorming van het voorwaardenmodel. Dit laatste brengt ons op nog een opmerking: er is een kenmerkend verschil tussen een trans formatie en een vereffening. Behalve dat bij inpassing door vereffening de sluittermen tussen de coördinatenstelsels (1) en (2) geheel worden A inpaspunten (i-1,m) waarop wordt aangesloten en waarvan de coördinaten in de coördinatenstelsels (1) en (2) bekend zijn. o - - alle overige, in te passen punten (k-m+1,n) alleen bekend in coördinatenstelsel (1). Fig. 1 220

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 6