„ingedeeld" over alle in te passen punten en er bijgevolg geen restverschillen optreden, staan bij vereffening de voorwaardevergelijkingen van te voren vast. Dit is bij transformatie niet het geval. Van de waarnemingen in onze situatie de coördinaten van het puntenveld in coördi natenstelsel (1) moet men bij vereffening het kansmodel wel kennen. Dit kansmodel is de matrix van varianties en covarianties van alle beschouwde punten en geeft de precisie van de punten aan ten opzichte van een zgn. rekenbasis. Door aan de waarnemingen van de inpaspunten bekende voorwaarden op te leggen ontstaan tegenspraken (sluittermen), die vervolgens met de kleinste-kwadraten-vereffeningsmethode over alle in te passen punten worden „verdeeld". Hierbij wordt geheel rekening gehouden met de statistische samenhang in het puntenveld (coör dinatenstelsel (1)via de bekend veronderstelde relatieve precisie. Bij een transformatie is dat niet het geval. De transformatieparameters (b.v. de grootheden en co of p en q bij een overbepaalde gelijk vormigheidstransformatie) die in de voorwaar devergelijkingen als coëfficiënten van de waar nemingen optreden, zijn pas bekend nadat men de waarnemingen (de coördinaten van de inpas punten in beide coördinatenstelsels) heeft inge vuld en wiskundig heeft verwerkt. Bij deze be rekening van de transformatieparameters wordt weliswaar de kleinste-kwadraten-methode toe gepast, maar niet om te vereffenen. Van de transformatieparameters vindt alleen een klein ste kwadratenschatting plaats, zó dat coördina tenstelsel (1) „zo goed mogelijk" wordt aan gepast aan coördinatenstelsel (2). Hierna past men op alle in te passen punten deze para meters toe. Omdat er in de inpaspunten rest verschillen overblijven, is van een echte in passing geen sprake. De transformatie is grotendeels van wiskundige aard en lijkt met de wiskundige statistiek weinig van doen te hebben. Bij de overbepaalde gelijk vormigheidstransformatie b.v. wordt stilzwij gend aan alle punten dezelfde variantie toege dacht, ongeacht de onderlinge ligging, en daar bij correlatievrijheid van de coördinaten. Bij een inpassing door vereffening wordt, zoals reeds gezegd, uitgegaan van de statistische samenhang in het puntenveld op grond van de kennis van de relatieve precisie van de punten. 3. Transformatie en regressie Wie bekend is met het begrip lineaire regressie uit de wiskundige statistiek, kan de besproken overbepaalde transformaties (in het bijzonder de gelijkvormigheidstransformatie) met die me thode vergelijken. De algemene formule luidt in beide gevallen, voor de m inpaspunten (i 1, m): Xi(2) v; a. Xi0 bi y,(i) c, n yd2) W; a2 X;d) b.2 ydb c2 j en voor alle overige (n - m)punten van het puntenveld (k m 1, n): xk(2) &1 xk(D b, ykd) c, yk(2) a, xkd) b, ykd) c2 I (2) waarin bovenindex (1) of (2) coördinatenstelsel (1) of (2) aangeeft en vi; Wi de correcties zijn, berekend met de kleinste-kwadraten-methode, aan resp. X;(2) en y^2). Als de formules (1) geen affiene, maar een gelijkvormigheidstrans formatie betreffen, dan geldt: ai b2 p X cos o> a.2 bi q 1 sin tu j De formules (1) zijn lineaire vergelijkingen van de regressiegrootheden a,, b,c, resp. a.,, b2, c,. Door de coördinaten van de inpaspunten "(hier beter gezegd de aansluitingspunten) in de linker- en rechterleden van de formules (1) in te vullen, kunnen de coëfficiënten a,, b,c, en a2, b2, c2 met de kleinste-kwadraten-methode verkregen worden. Vervolgens kan men de nieuwe coördinaten van alle overige punten berekenen door de rechter leden van formules (2) in te vullen. De coördi naten van de aansluitingspunten in coördinaten stelsel (2) behoort men eigenlijk te corrigeren met de bedragen V; en w:. Deze bedragen zijn de onvermijdelijke restverschillen (fig. 2). Wat men in feite bij de transformatie en bij de lineaire regressie doet, is dat men het functio nele verband opzoekt tussen de coördinaten stelsels (1) en (2) via de aansluitingspunten. Daarna past men het resultaat toe op alle te transformeren punten. Daarbij distantieert men zich van de werkelijke ligging van de aanslui tingspunten die het gevolg is van het stochasti sche karakter van coördinaten, om over te stappen op een wiskundige relatie. Een eenvoudig voorbeeld is de bepaling van de lijn van orthogonale regressie tussen een aantal gegeven punten (fig. 3). In vergelijking met het bovenstaande is de dimensie weliswaar één lager, maar dit doet aan het voorbeeld niets af. Men zoekt aan de hand van een aantal bekende punten (X^Yj) de eerstegraads functie tussen Y en X, zoals in formules (1) het lineaire verband tussen x(2) en xd),y(i) en tussen y(2) en xd),y(i). Men bere kent de onbekenden a en b van de lijn Y aX b zodanig dat de som van de kwadra- 221

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 7