dinaten van de inpaspunten betrekking op het gegeven coördinatenstelsel (1). Figuur 8 is gebaseerd op de verschillen in de inpaspunten tussen stelsel (2) en het nieuwe stelsel (1) dat ontstaat na gelijkvormigheids transformatie op de gekozen rekenbasis en dat in bovenstaande formules bedoeld wordt. Daar om loopt index i van 3 tot en met m (m is het totale aantal inpaspunten). Omdat de coördina ten in stelsel (2) géén correctie krijgen (op dit stelsel wordt geheel ingepast), kan de variantie van de waarnemingsgrootheden x42), y42) gelijk aan nul gesteld worden in het vereffeningspro ces. b. Vrije waarnemingsgrootheden, dit zijn alle in te passen coördinaten, die aan de groep van inpaspunten verbonden zijn door een matrix van covarianties. Het is bij een meetkundige grondslag-berekening meestal geen eenvoudige zaak om, uitgaande van de varianties van de originele meetgege vens, via de netconstructies de (co)varianties uit te rekenen van de resulterende coördinaten. Vaak is dit achterwege gelaten en vervangen door de constatering dat de opzet van de meet kundige grondslag voldoet aan bepaalde richt lijnen, met name die van de HTW [1], Als men een kansmodel wil geven van een puntenveld, zal men dan ook zelden kunnen uitgaan van een gegeven (co)variantiebereke- ning. Een kunstmatige covariantiematrix is dan de enige oplossing, wil men tot inpassing door vereffening kunnen overgaan. Het is nu gebleken dat voor de gezochte statis tische samenhang van punten een kunstmatige variantiematrix afgeleid kan worden uit de ge- dachtengang van de HTW, via vier onderstel lingen en een zgn. S-transformatie, d.i. een gelijkvormigheidstransformatie van (co)varian- ties naar een rekenbasis of „schrankingsbasis" P P De punten Pr en Ps worden naar believen uit het stelsel inpaspunten gekozen. Voor de ontwikkeling van de kunstmatige va riantiematrix kan naar elders worden verwezen [2]. Deze variantiematrix, die een vervanging biedt voor de werkelijke, maar onbekende va riantiematrix van het puntenveld in coördina tenstelsel (1), blijkt zo opgebouwd te zijn, dat de standaardellipsen van punten cirkels zijn, terwijl ook de relatieve standaardellipsen van puntenparen cirkelvormig zijn. Deze puntstan- daardcirkels en relatieve standaardcirkels geven de precisie van de punten weer, met betrekking tot de aangenomen uitgangspunten: de reken basis PrPs met varianties nul (fig. 4). Van de basis af gerekend neemt de straal van de puntstandaardcirkel langzamerhand toe (fig. 5). In deze figuren wordt de relatieve stan daardcirkel van een puntenpaar in het midden van de verbindingslijn van de beide punten ge situeerd. De straal van deze cirkel kan kleiner zijn dan die van de puntstandaardcirkels aan de uiteinden van deze verbindingslijn, vanwege de positieve correlatie die tussen beide punten wordt aangenomen. P r A. 8 250 d I l10 schaal van de cirkels Fig. 4 x r A 250 m I1 schaal van de cirkels Fig. 5 223

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 9