De hoogte h is uiteraard de hoogte boven de camera. De hoogte van de camera t.o.v. de wa terspiegel moet nog bij de berekende h worden opgeteld. Op de brug kunnen twee hoogtemerken gemar keerd worden, die uiteraard worden meegefo- tografeerd. Indien de hoogte van de camera en de richting van de camera-as t.o.v. de raai bekend zijn, kan men de hoogte van een schip direct in het negatief meten. Dit gebeurt met een rastertje, dat op de hoogtemerken wordt ingepast (foto 2). De afstand tussen de lijnen van het raster is afhankelijk van de schaal van de foto, dus van de afstand van de camera tot de raai en de gebruikte lens. Indien mogelijk wordt de camera zo opgesteld dat de camera-as loodrecht op de raai staat. Het raster bestaat dan uit evenwijdige lijnen. Als de camera-as niet loodrecht op de raai staat, wordt het raster gevormd door elkaar snijdende lijnen (te vergelijken met een foto van een tekening van evenwijdige lijnen, waar bij het fotovlak niet evenwijdig aan het teke- ningvlak was tijdens de opname. Het snijpunt is dan ook niet op de foto in het raster te zien). Gebruik van twee camera's Bij het gebruik van twee camera's is het mo ment van fotograferen niet zo belangrijk. Wel van belang is, dat de sluiters gelijktijdig ge opend worden. Om het meten in de foto's en de berekening te vergemakkelijken, worden de camera's zo tegenover elkaar opgesteld, dat de optische assen samenvallen. Omdat de twee camera's aan weerszijden van het vaarwater moeten worden opgesteld, wordt één van de camera's radiografisch bestuurd. Fig. 2. De hoogte van het punt wordt berekend uit: h_d ab aco -j- bcj^ waarin d afstand tussen de camera's c,, Co camera constanten a, b hoogten gemeten in foto's. Van de hierboven geschetste methodes geniet die waarbij met een rastertje de hoogten wor den afgelezen de voorkeur, omdat dit het min ste werk met zich meebrengt. Bij de ontwikkeling van de scheepshoogteme- ting is eerst de methode met twee camera's toegepast (variant op de voorwaartse insnij ding). Daarna is overgegaan op het gebruik van één camera, met de camera-as loodrecht op de raai. Toen kwam het idee voor het ge bruik van het rastertje op en daarmee het idee, dat de camera-as niet loodrecht op de raai hoeft te staan, omdat met een aangepast raster toch direct kan worden gemeten. Deze stappen werden steeds genomen op het moment dat een nieuwe opdracht niet op de „oude" manier kon worden uitgevoerd. Ir. A. H. Polderman H:»* Foto 2. 259

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 13