Het heden en verleden van de mariene geologie door Drs. Tj. C. E. van Weering, medewerker van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek aan het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel. Inleiding De mariene geologie, ook wel submariene geo logie of geologische oceanografie genoemd is een betrekkelijk jong vak, dat vooral na de Tweede Wereldoorlog snel in betekenis is toege nomen. Niet in het minst door de grote vooruit gang van de technische kennis sindsdien en het belang ervan voor de opsporing van onder de zeebodem gelegen aardolie- en aardgasvoor komens. Omdat de geologische processen zich afspelen in nauw verband en in wisselwerking met chemische, biologische en fysische proces sen is een strikte afgrenzing van het onder zoeksgebied niet altijd mogelijk en vaak onge wenst. Een ruime definitie van mariene geologie zou kunnen luiden ,,de wetenschap die zich bezig houdt met de aard en het ontstaan van de zee bodem en de processen welke hierbij een rol spelen". De relatie met de geologie van het vaste land en de daar gebruikte onderzoekswijzen speelt hierbij een belangrijke rol, terwijl omgekeerd door een grotere kennis van de processen en afzettingen op de zeebodem een aantal problem men op het land beter kunnen worden begrepen en opgelost. Door in te gaan op het verleden van de mariene geologie moeten daarom ook ontwikkelingen op andere gebieden van de zee zowel als de landgeologie ter sprake worden gebracht, waarbij ik mij beperk tot het gebied rond de Middellandse Zee en West-Europa/ Noord-Amerika. Ontwikkeling van de wetenschap tot 1900 Reeds de vroege bewoners van het Midden Oosten bezaten een aanzienlijke kennis van o.a. wiskunde en astronomie. Evenals later bij de Grieken werden echter de natuurverschijnselen toegeschreven aan mystieke godheden, zodat de vraag waarom en hoe al afdoende was beant woord. De Grieken meenden b.v. dat als de vulkaan Stromboli uitbarstte, dit werd veroor zaakt doordat de vuurgod Vulcanos kwaad was. De Griek Thales van Miletus is de eerste filo soof welke natuurverschijnselen probeerde te verklaren door observeren en redeneren, en is daarmee wellicht de eerste echte „wetenschap per". Hij had o.a. opgemerkt dat de siltdeeltjes (heel fijne deeltjes, iets groter dan klei) welke met de Nijl werden meegevoerd, de buitenzijde van de Nijldelta deed aangroeien. Andere we tenschappers uit zijn tijd meenden dat op deze wijze op den duur de zeebekkens helemaal op gevuld zouden worden. Uit die tijd dateren ook waarnemingen over fossielen, nog in de oorspronkelijke betekenis van wat begraven is (geweest), van de eilanden Malta en Kreta, terwijl enkele eeuwen later het voorkomen van fossiele schelpen in Egypte als argument wordt gebruikt om een vroegere uit breiding van de Middellandse Zee aan te geven. Aristoteles 300 v. Chr.) heeft op marien gebied erg veel werk gedaan; hij hield zich o.a. bezig met de vraag hoe het kwam dat zeewater zout was, hoe het kwam dat rivieren stroomden, hoe diep sommige bekkens waren en waar het zeewater vandaan kwam. Hij wist al dat de aarde een bol was en dat de oceanen de diepste delen vormden van de aardoppervlakte. Men komt ondertussen op de hoogte van het bestaan van getijden welke door Strabo (63 v. Chr.) verklaard worden door een verandering van de relatieve hoogte van het land t.o.v. de zee door aardbewegingen. Het verschijnsel van de getijden maakt zo'n indruk dat dit de ko mende eeuwen vrijwel het belangrijkste studie onderwerp wordt, en het is Pitheas van Mar seille die al verband legt tussen het getij en de stand van de maan t.o.v. de aarde. De onder zoekingen op dit gebied gaan door en het is Plinius 50 na Chr.) die een beschrijving geeft van de dagelijkse en maandelijkse getijde- cyclus welke is gebaseerd op de stand van de maan en de lengte van de zonnedag. 321 Aristoteles.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1976 | | pagina 11