ben gevonden en wel de langste tijd vrijwel ge
heel in het kader van de civiele techniek. Ik wil
niet nalaten te vermelden dat toen de Polytech
nische School in 1864 werd gesticht, de eerste
directeur, Prof. Cohen Stuart, een civiel-inge-
nieur was met een grote liefde voor de geodesie.
Hij leidde de eerste nauwkeurigheidswaterpas
sing van Nederland waarmee het NAP door het
land werd verbreid. Maar vandaag is voor ons
nog belangrijker zijn opvolger Prof. Schols.
Van afkomst civielingenieur, werd hij als hoog
leraar in de geodesie de grondlegger van onze
Rijksdriehoeksmeting, een uitstekende nationale
triangulatie, die tot op de dag van vandaag de
grondslag vormt van al het geodetisch werk in
ons land. Hij was een internationaal befaamd
geleerde en stukken uit zijn werk hebben ook
vandaag nog meer dan historische betekenis.
Maar daarnaast moeten wij hem herdenken
omdat hij met een enorme persoonlijke inzet
wist te bereiken dat er een geheel nieuw ge
bouw werd gezet voor het onderwijs in de geo
desie en voor het werk van de Rijksdriehoeks
meting. In 1895 werd het Laboratorium voor
Geodesie aan de Kanaalweg geopend, voor
zover wij weten zonder officiële plechtigheid
Stelt u zich de volgende woorden uit de onder
handse correspondentie van Schols voor, in een
keurig negentiende-eeuws handschrift:
„Ofschoon minder gunstig gelegen wat betreft
de afstand tot de Polytechnische School zou
deze plaats het voordeel hebben dat het vrije
uitzicht ook in een meer verwijderde toekomst
beter verzekerd was".
Dit sloeg wel te verstaan op het oude gebouw
voor geodesie. Met dit eerste nieuwe gebouw
van de Polytechnische School zette de opmars
naar het zuiden van de Technische Hogeschool
in. Het uiterste zuiden van Delft is nu bereikt:
wij grenzen aan Midden-Delfland, dat hopelijk
tot in lengte van dagen voor verdere grote be
bouwing gespaard zal blijven, dank zij een wet
die veel met geodesie te maken heeft, nl. de
Reconstructiewet Midden-Delfland, die pas in
de Tweede Kamer is behandeld.
Het oude geodesiegebouw, dat velen van ons
vorig jaar toch met iets van weemoed hebben
verlaten, heeft belangrijke ontwikkelingen bin
nen zijn muren zien plaats vinden. De voltooi
ing van de Rijksdriehoeksmeting door Heuve-
link, de komst in 1926 van Schermerhorn en de
opkomst van de fotogrammetrie, het ontstaan
van de Meetkundige Dienst van de Rijkswater
staat in 1932. En dan de overplaatsing van de
Wageningse landmeterscursus die van 1918
dateerde en in 1935 naar Delft verhuisde als de
opleiding tot civiel-landmeter.
Tegelijk kwam Tienstra naar Delft, als eerste
hoogleraar in de geodesie die van huis uit geen
civielingenieur was. Professor Schermerhorn
heeft mij eens verteld dat de wens bestond toen
al direct een volledige geodetische ingenieursop
leiding te stichten, maar dat stuitte op bezwaren
van het ministerie van financiën, omdat dan op
den duur alle landmeters in overheidsdienst in
de ingenieursrangen zouden komen. In ieder
geval lag nu de vorming van landmeters in
dezelfde handen als het geodetisch onderwijs
aan civiele, mijnbouwkundige en bouwkundige
Delftse studenten en kwam de geodesie als één
totaal gebied naar voren. De verbreding en
verdieping van dit gebied kwam o.a. tot uiting
in de benoeming van Vening Meinesz tot bui
tengewoon hoogleraar in 1939. Kort na de oor
log was de tijd rijp en in 1948 werd de studie
voor geodetisch ingenieur ingesteld, waarmee
ook de Onderafdeling der Geodesie werd gebo
ren. Het oude Laboratorium voor Geodesie zag
de uitbouw van de opleiding, de groei van de
onderafdeling, de geboorte, de groei en het
vertrek van het ITC, de invoering van de WUB
en een toenemend ruimtegebrek dat proviso
risch opgevangen moest worden door delen van
de onderafdeling in andere gebouwen onder
te brengen. Het zou te ver voeren de ontstaans
geschiedenis van dit nieuwe gebouw hier te ver
tellen. De heer Schwarz heeft al gezegd dat het
in 1975 werd betrokken en dat kort daarna de
Onderafdeling Afdeling der Geodesie werd. Iets
van de banden met het verleden hebben wij tast
baar willen houden door de portretten in mar
mer en brons van Schols en Heuvelink uit het
oude Laboratorium over te brengen naar de
entreehal van dit gebouw. Wij hebben ze zo
geplaatst dat hun ietwat strenge waardigheid
geen afbreuk doet aan de fleurige en associa
tieve moderne wand van Mieke van Zanten,
waar wij erg blij mee zijn.
Nu wij dan via de entreehal van ons nieuwe
gebouw in de huidige tijd zijn gekomen, past de
vraag wat nu het gebied van de geodesie omvat
en hoe het zich ontwikkelt. Kort gezegd houden
wij ons bezig met vormbepaling en plaatsbe
paling op het aardoppervlak en met de betrek
kingen tussen de mensen en de grond. Het ver
band tussen de wiskundig-technische kant
het meten en al wat daarbij hoort en de
maatschappelijk-juridische kant waar de be
trekkingen tussen de mensen en de grond cen
traal staan is zo oud als de landmeetkunde
zelf zoals die in het oude Egypte ontstond. Bij
de technisch-mathematische activiteiten me
ten, rekenen, kaarten maken kan men als
onderwerpen onderscheiden de aarde als geheel
329