tinu de ware koers (kaarthoek) van het element te bepalen. Een verschil met het walstation is dat deze alleen de richting aangeeft en bij het Mobile-station richting en afstand worden aan gegeven. Vanuit de Mobile worden de afstanden naar de Fix bepaald door het meten van de looptijden van een uitgezonden en weer terugontvangen kenmerk. Dit kenmerk is een in tijd zeer korte onderdrukking van de draaggolf. De Fix zendt dit kenmerk, na ontvangst, weer terug naar de Mobile. De frequentie waarmee dit kenmerk wordt uitgezonden komt overeen met een af stand van 20 m. Omdat het signaal de dubbele afstand moet doorlopen staat één geteld ken merk gelijk met 10 m. De nauwkeurigheid in de afstandmeting met een standaardafwijking van 0,09 m verkrijgt men door de afstand meting 1000 maal te herhalen. De cyclustijd van het Artemissysteem, die uitsluitend wordt bepaald door de tijd die de afstandmeting in beslag neemt, bedraagt 0,3 sec. Hewlett-Packard 9830 en Houston plotter DP-3 Bij de keuze van de soort plotter waren 2 facto ren van doorslaggevende betekenis. Ten eerste de lengte van het af te beelden gebied en ten tweede het overzichtelijk zijn van het getekende i.v.m. de navigatie. Dit betekende dat een plot ter nodig was met doorlopend papier en een vlak tekengedeelte (dus geen drumplotter). Met het oog hierop is de Houston DP-3 plotter ge kozen, die tevens een standaard-interface moge lijkheid heeft met de HP 9830. Geodimeter 700 (fig. 4) Deze elektro-optische taehymeter van AGA, waarvan de hoeken en de afstand worden weer gegeven op een display (en ook digitaal be- schikbaar zijn) heeft een nauwkeurigheid van lOdmgr in de verticale hoek, 5 dmgr in de hori zontale hoek en enkele millimeters in de af standmeting. Het afstandbereik is afhankelijk van het aantal gebruikte reflectoren (5 km is ooit met 7 reflectoren gemeten) en van de zicht afstand. In de praktijk zal het bereik nauwelijks meer zijn dan het op dat moment aanwezige zicht. Vanwege de zichtbeperkingen en het in deze uitvoering niet automatisch kunnen over zenden van de gegevens (in principe wel moge lijk) is dit systeem niet als hoofdsysteem ingezet bij het transport, echter wel als reservesysteem in samenwerking met de Geodimeter 700 van de Kombinatie Tunnelbouw. De omstandighe den tijdens het afzinken (nauwelijks beweging, korte afstanden, relatief laag meettempo) waren totaal verschillend van die bij het transport, zo dat daar wel een goed gebruik van de Geodi meter 700 kon worden gemaakt. Samenstelling transportsysteem De elementen zelf zou men kunnen omschrijven als bijna rechthoekige betonnen dozen, die tij dens het transport slechts 50 cm boven water uitstaken. Verder was een Drechttunnel-element 115 m lang, 50 m breed en stak 8.30 m onder water; een Kiltunnel-element was 112 m lang, 30 m breed en stak 9 m onder water. Li 111X13 Fig. 4. Opstelling AGA-geodimeter 700 op Duivels eiland. Fig. 5. De primaire toren van het tunnelelement met de meet- en commandohut. 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 15