Toen echter de werkelijke omvang van het veld
werd vastgesteld, realiseerde men zich dat
mede gezien de grote te verwachten drukval in
het reservoir van 300 kg/cm'2 een bodem
daling van betekenis niet uitgesloten mocht
worden geacht.
Gezien de mogelijke consequenties, vooral op
waterstaatkundig gebied, werd een intensief on
derzoek opgezet naar het compactiegedrag-)
van het reservoir [1, 2]. Een mathematisch mo
del, gebaseerd op een elastisch concept, werd
ontwikkeld door Geertsma en Van Opstal [3, 4],
De resultaten van dit onderzoek werden in 1971
gepubliceerd als contourkaarten voor opeenvol
gende jaren, waarbij voor het jaar 2050 een
uiteindelijke maximale zakking van ongeveer
1 m in het centrum van het dalingsgebied werd
voorspeld. De betrouwbaarheid van deze voor
spellingen is voor een groot gedeelte afhankelijk
van de resultaten van de compactiemetingen aan
kernmonsters. Het is twijfelachtig of deze me
tingen aan verstoord kernmateriaal wel repre
sentatief zijn voor het reservoirgedrag onder
gronds. Het werd daarom van het grootste be
lang geacht een aantal meetsystemen in te voe
ren om het compactie- en bodemdalingsgedrag
te volgen en zodoende vroegtijdige wijzigingen
in de voorspellingen mogelijk te maken.
Meetsystemen
In Groningen wordt gebruik gemaakt van drie
meetsystemen:
1. Meting van de eigenlijke oppervlaktebewe
ging d.m.v. conventionele nauwkeurigheidswa
terpassingen. De totale lengte van het dichte net
bedraagt nu ongeveer 1500 km en bevat 1500
peilmerken (fig. 3).
2. Meting van de compactie in de oppervlakte-
lagen die ontstaat door menselijke activiteiten
anders dan gasonttrekking, dan wel van natuur
lijke oorzaak is (klink). Het principe van de
meting is de registratie van de beweging van
een kabel die onder constante spanning wordt
gehouden door een bodemgewicht in een 400 m
diepe observatieput en tegengewichten aan de
oppervlakte (fig. 4). Op deze wijze kunnen rela
tieve bewegingen van de oppervlakte t.o.v. de
bodem van de put worden geregistreerd [5].
Uit de resultaten blijkt dat in het algemeen de
compactie van de bovenste 400 m varieert van
0,2 mm tot 2,0 mm per jaar met enkele lokale
~inl <p
_p
gebieden van grotere instabiliteit t.w. Schild-
meer, Roode Til en Finsterwolde, waar de
compactie tot 9,0 mm per jaar bedraagt.
3. Meting van de reservoir compactie. Dit ge
schiedt door het meten van de relatieve ver
plaatsing van radioactieve kogels die op regel-
A®
A BODEMDALING
1BALANS
2=KABEL
3 REGISTRATIE APPARATUUR
4 BODEMGEWICHT
5 CONTRAGEWICHT
Fig. 4.
Meetsysteem voor bodemdaling d.m.v. gewichten.
FQRMATION 3 GR-TOOL
DETECTOR 1
DETECTOR 2
BULLET
DETECTOR 3
3 GR - LOG
BL
BIL 2
BIL2 (BL- XL)._AS BS - XL. AS
AL AL
0 d.w.z. geologisch nog niet volledig samengedrukt
materiaal.
2) samendrukbaarheid.
BIL3 (BL-XLPi.AS
AL
Fig. 5. Meting van de reservoircompactie m.b.v. radio
actieve kogels en een gammastraalsonde.
5