1. Een verbod om bepaalde aangegeven na tuurterreinen te ontginnen of andere aangege ven landschapselementen op te ruimen; na een ruimtelijke afweging kan dit verbod juridisch hard gemaakt worden door een verbodsbepa ling c.q. een aanlegvergunning in een bestem mingsplan. 2. Onteigening van aangegeven agrarische grond t.b.v. natuur en landschap. Zoals in de vorige paragrafen uiteengezet is, is daar een niet-agrarische bestemming voor nodig; om de dreigende onteigening soepel in ruilverkave- lingsverband op te kunnen vangen, is toepas sing van art. 13 Ruilverkavelingswet mogelijk. 3. Het grondbeleid van de Stichting Beheer Landbouwgronden kan mede gericht worden op verwezenlijking van het landschapsplan door als toedelingswens het oog op potentiële na tuurterreinen te laten vallen en ook om grond beschikbaar te stellen voor zgn. overbedeling ten einde de kavelinrichtingswerken in bepaalde gebieden zoveel mogelijk te beperken, niet al leen uit normale zuinigheidsoverwegingen, maar ook nog eens extra vanwege landschapsbehoud. Bij conflictsituaties moet het bestemmingsplan via een niet-agrarische bestemming of via een aanlegvergunningensysteem ondersteuning bie den, omdat anders de plaatselijke commissie, c.q. de rechtercommissaris c.q. de rechtbank alleen agrarische criteria mogen hanteren bij de conflictoplossing betreffende het plan van toe deling. 4. Landschapsbouw, d.w.z. feitelijke inrichting, dus beplanting van art. 13 kavels, wegbermen, maar ook perceel-, kavel- of erfscheidingen. De landschapsplannen bevatten meestal een aantal harde elementen, maar daarnaast ook een groot aantal elementen die meer als een modelachtige doelstelling bedoeld zijn, waarvan de concretisering in hoge mate af zal hangen van de mogelijkheden bij het plan van toede ling; o.a. de grondpot van SBL. In conflict situaties is ook hier ondersteuning van het bestemmingsplan gewenst; een uitwer kingsregeling volgens art. 11 WRO kan de no dige flexibiliteit bieden. Vermeldenswaard is nog dat een landschaps plan, wat z'n opbouwende aspecten betreft net zo min als een bestemmingsplan een uitvoe ringsplicht voor de overheid met zich mee brengt. Bij landschapsreconstructie kan het van belang zijn, dat opruiming van landschapselementen slechts toegestaan is als daar landschapsopbouw tegenover staat. Het is zonodig mogelijk, om dit via een aanlegvergunningenstelsel in het bestemmingsplan juridisch hard te maken; art. 44 lid 2 WRO gaat er immers vanuit dat aan een aanlegvergunning voorwaarden mogen wor den verbonden ter bescherming van de belan gen waarom het aanlegvergunning-vereiste is gesteld. Uiteraard mogen deze voorwaarden nooit verder gaan dan redelijk is i.v.m. de doel einden waarop de aanlegvergunning is gericht. 5. Landschapsbeheer; dit betekent een voort durende verzorging van landschapselementen. Derhalve hoort dit onderwerp eigenlijk niet bij de ruilverkaveling thuis, omdat deze immers alleen inrichting betreft. De samenhang tussen inrichting en beheer is echter te groot om dit element geheel buiten beschouwing te laten. Soms moeten kavelinrichtingswerken in een be paald gebied conform een bestemmingsplan tot een minimum beperkt blijven. De instandhou ding van landschapselementen is echter vaak niet voldoende verzekerd door het loutere ver bod om ze op te ruimen; feitelijk beheer en onderhoud is dan vereist. Soms doet de overheid dit zelf na via art. 13 de beschikking over zo'n terrein te hebben ge kregen (reservaatvorming). Soms sluit de over heid een zgn. beheers- of onderhoudsovereen- komst op vrijwillige basis met de betreffende boer. Een en ander kan door het bestemmingsplan ondersteund worden via een bestemmingsplan omschrijving waarin de landschappelijke doel stelling tot uiting komt en waaraan zonodig ge bruiksvoorschriften (of aanlegvergunning) zijn verbonden, die het opruimen van de betref fende landschapselementen verbieden of regu leren. Volgens vaste Kroonjurisprudentie kan actief beheer en onderhoud niet in het bestem mingsplan verplicht worden gesteld. 2.6. Het plan van toedeling Bij het plan van toedeling zijn drie zaken ruim telijk relevant: boerderij verplaatsing; kavelinrichtingswerken; de eigenlijke toedeling. Boerderijverplaatsing Bij de stemming over de ruilverkaveling is de juiste plaats en ook zelfs het juiste aantal te verplaatsen boerderijen niet bekend. Wel bestaat er vaak reeds een globaal inzicht omtrent de zgn. overvraagde gebieden, waar een concentratie van bestaande boerderijen is, en de zgn. ondervraagde gebieden, die dus potentieel vestigingsgebied zijn voor vrijwillige boerderijverplaatsing in ruilverkavelingsver- band als bijdrage in de verbetering van de agrarische structuur van het gehele gebied. 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 12