50.000, „tenzij de omvang van het gebied of de aard van het plan een kleinere schaal wense lijk maakt". (BRO, art. 4 lid 1). Men kan een topografische ondergrond in een goed reproduceerbare vorm van de Topografi sche Dienst betrekken. Hier schuilt echter een bedenking aan de zijde van de planologen. Wanneer een streekplan beoogt, de toekomstige ontwikkeling van de streek slechts in hoofd lijnen aan te geven, is men van mening dat de plankaart geen onbedoelde nauwkeurigheid moet suggereren. De vraag is nu of men die suggestie van vaagheid of soepelheid voldoende tot uitdrukking kan brengen door middel van de tekenwijze van de streekplanaanduidingen (legenda, symbolen) of dat ook de ondergrond in dit streven moet meespelen. In het laatste geval zou men voor streekplandoeleinden kun nen volstaan met een stuk vereenvoudigde, mis schien zelfs met een gestileerde (dus niet meer natuurgetrouwe) ondergrond, ongeveer zoals de Kaart van Nederland voorin het spoorboek je. Vooralsnog staat het Besluit op de Ruimte lijke Ordening dit echter niet toe. Legenda's en symbolen Voor het aanduiden van de verschillende be stemmingen in een bestemmingsplan kan men denken aan kleuren, arceringen, contouren, symbolen, grijstinten of enige vorm van com binatie van deze mogelijkheden. Er bestaat geen twijfel over dat gekleurde plannen het beste leesbaar en het meest overzichtelijk zijn. De moeilijkheid met kleuren zit echter in de wijze van vermenigvuldigen. Men kan de kleuren aanbrengen: 1. uit de hand met behulp van kleurpotlood, gekleurde inkt, waterverf of plakkaatverf; 2. door kleurendruk. In het eerste geval kan men een aantal kopieën vervaardigen door fotoreproduktie in kleur, maar om praktische redenen zal men daarbij genoodzaakt zijn te verkleinen tot een schaal, die al gauw de leesbaarheid bemoeilijkt. Zo zijn sommige diensten er toe gekomen een plannen- verzameling aan te houden in de vorm van kleurendia's, die uiteraard slechts leesbaar zijn door ze te projecteren. Deze laatste methode is echter voor het noodzakelijke vooroverleg min der geschikt; dan praat men liever met de kaart op de tafel. Het aantal exemplaren, dat nodig is voor overleg met andere instanties, diensten en afdelingen binnen en buiten de gemeente, voor tervisielegging en voor de beoordeling door Burgemeester en Wethouders en raadsleden, bedraagt tenminste enige tientallen. Doet men nog wat meer aan inspraak, dan gaat het al gauw om enige honderden of zelfs duizenden exemplaren. Het liefst zou men ook willen, dat een eenmaal getekend ontwerp na iedere overlegronde met weinig moeite kan worden herzien en aange past, tot het bij de vaststelling door de gemeen teraad zijn min of meer definitieve vorm be reikt. In kleurendruk is dit praktisch ondoen lijk. Vandaar dat de ongekleurde teken- en reproduktietechnieken zich toch kunnen hand haven, en dat planologen over de gehele wereld nog steeds aan het zoeken zijn naar de „ideale zwart-wit-legenda", een tekenwijze zonder 86 Fragment van een ongekleurd bestemmingsplan voor het buitengebied.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 22