Ruilverkaveling en bestemmingsplan door mr. ing. J. P. Bos, adjunct-inspecteur van de Ruimtelijke Ordening in Noord-Brabant en Limburg. Dit artikel verschijnt onder eigen verantwoordelijkheid van de auteur. Inleiding Ruilverkaveling en ruimtelijke ordening zijn terreinen van overheidszorg, die in toenemende mate onderlinge raakvlakken vertonen. De daar uit voortvloeiende problemen tracht men soms op te lossen door een scheiding van verant woordelijkheden, d.w.z. een ontkenning van de ze raakvlakken. Dit werkt polariserend en geeft vaak aanleiding tot competentiestrijd in de grensgebieden. In de betreffende publikaties van de laatste tijd worden positieve oplossingen voorgesteld, waarvan de twee voornaamste zijn de tweespo righeid en de operationele gebiedsaanwijzing. De Haan heeft geconstateerd, dat het treurig gesteld is met de coördinatie van de onroerend goed wetgeving. Als remedie stelt hij voor om in de Wet op de Ruimtelijke Ordening een nieuwe rechtsfiguur op te nemen, de zgn. opera tionele gebiedsaanwijzing, waarmee op boven lokaal niveau een bindende principe beslissing genomen kan worden ten aanzien van grote in richtingsprojecten Dit betekent in feite een institutionalisering van het huidige planologisch overleg. Brussaard is van mening dat de besluitvorming ten aanzien van een ruimtelijk relevante sector aangelegenheid, zoals ruilverkaveling, langs twee lijnen kan plaatsvinden, n.l. in het kader van de ruimtelijke ordening én in het kader van 68 de desbetreffende sector, in dit geval de Ruil- verkavelingswet. Beide lijnen staan naast elkaar en kunnen elkaar niet opzij zetten (tweesporig heid). De conflicten die uit de samenloop van deze beide lijnen kunnen voortvloeien dienen, voorzover ze door planologisch overleg niet voorkomen kunnen worden, bij voorkeur te worden opgelost op het bestuursniveau waar beide lijnen elkaar ontmoeten -); bij ruilverka veling dus de provincie. In dit artikel ga ik er theoretisch vanuit, dat alle bestemmingsplannen aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening aangepast zijn. Dit is een ideale situatie, die in verschillende provincies steeds meer werkelijkheid lijkt te gaan worden. Ook m die ideale situatie zal een ruilverkave ling meestal een belangrijke impuls zijn, om ge lijktijdig het bestemmingsplan te herzien. In de theorie van de tweesporigheid gaat het daarbij om wederzijdse beïnvloeding zonder voorrang voor hetzij de ruilverkaveling, hetzij het be stemmingsplan. Deze studie is bedoeld als een verkenning van de mogelijkheden voor een der gelijk synthesemodel. •n 1) Rapport van de werkgroep Coördinatie Admini stratieve Wetgeving Onroerend Goed 1976 (werk groep De Haan). RARO-advies over de planolo gische besluitvorming op rijksniveau (12 juli 1976). 2) Mr. W. Brussaard, Nieuwe juridisch bestuurlijke ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening in het bijzonder in de relatie tussen verschillende be stuursniveaus, preadvies VAR 1976 par. 117, blz. 95.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 4