Zoals boven reeds vermeld stelt de Memorie
van toelichting op de landbouwbegroting 1972
als doel van de landinrichting het nastreven van
meerdere doeleinden dan alleen de agrarische:
rationele en economisch verantwoorde agra
rische bedrijfsvoering;
sociaal aanvaardbaar woon-, werk- en leef
klimaat op het platteland;
maximaal medegebruik van het platteland
door de gehele bevolking;
zo gevarieerd mogelijk natuurlijk milieu.
Dit zijn doelstellingen uit drie planningsvelden
van overheidsbeleid: economisch, sociaal-cultu
reel en ruimtelijk. De Ruilverkavelingswet 1954
noemt echter in art. 2 alleen de behartiging van
agrarische belangen als doel.
Van de verschillende onderdelen van een ruil
verkavelingsplan biedt alleen het landschaps
plan (art. 34 lid 2 b van de Ruilverkavelingswet
1954) een aanknopingspunt voor de vierde
doelstelling van landinrichting.
Een zo gevarieerd mogelijk natuurlijk milieu is
van groot belang voor de stabiliteit van dit
milieu. Een ruilverkaveling werkt meestal
schaalvergrotend, waardoor de variatie in het
natuurlijk milieu vermindert en de stabiliteit
afneemt. Het landschapsplan moet een tegen
wicht vormen.
De ecologische wetenschap is echter nog niet
genoeg ontwikkeld om in het concrete geval
duidelijk aan te kunnen geven in welke mate
zich door bovengenoemde oorzaak en gevolg
die reacties zullen voordoen en welk tegenwicht
voldoende is voor een betrekkelijk stabiel
milieu en welke mate van stabiliteit gewenst is.
Dit is de reden, waarom het landschapsplan in
het algemeen nog niet erkend wordt als een
agrarisch belang.
Het natuurbelang wordt vaak zelfs tegengesteld
gezien aan het agrarisch belang, omdat de reali
sering van het landschapsbelang meestal vrij
veel grond kost, die onttrokken wordt aan het
agrarisch gebruik.
Zolang het landschapsplan niet erkend wordt
als een agrarisch belang, zal er een spanning
blijven bestaan met genoemd art. 2 van de
Ruilverkavelingswet 1954.
Daarom heeft het landschapsplan de steun van
het bestemmingsplan nodig, omdat daarin wel
een evenredige afweging tussen agrarisch- en
natuurbelang kan plaatsvinden, welke boven
dien nog zonodig juridisch hard gemaakt kan
worden door gebruiksvoorschriften en onteige
ning.
De ruilverkaveling maakt het mogelijk om het
programmatisch aspect van het bestemmings
plan te versterken en het bovendien in het lan
delijk gebied operationeel te maken.
Immers de minister van Landbouw wil investe
ringen doen ter realisering van agrarische doel
stellingen, die ook in het bestemmingsplan
voorkomen. Daarnaast wil CRM investeringen
doen ter realisering van visueel landschappe
lijke en ecologische doeleinden ter compensatie
van de bovengenoemde milieuverarmende wer
king van de met ruilverkaveling gepaard gaande
schaalvergroting, en in principe zelfs ter ver
groting van de milieudifferentiatie. In het
streekplan en het bestemmingsplan behoort een
ruimtelijke afweging tussen deze beide (en
eventueel andere) doeleinden plaats te vinden,
waarbij het streekplan alleen programmatische
betekenis heeft en het bestemmingsplan boven
dien juridisch integratiekader is.
In de navolgende paragrafen gaat het er steeds
om, op welke wijze het bestemmingsplan juri
disch integratiekader voor de ruilverkaveling
kan zijn, zonder dat dit overigens tot een pri
maat van het bestemmingsplan behoeft te lei
den.
2.2. De agrarische doelstelling (jurisprudentie
art. 2)
De agrarische doelstelling staat centraal in de
Ruilverkavelingswet (art. 2). Omdat dit aspect
van groot belang is voor de coördinatie met het
bestemmingsplan zal ik in deze paragraaf een
overzicht geven van de betreffende jurispruden
tie.
a) Maarseveenseplassen
Bij de ruilverkaveling Maarseveenseplassen
werden mede grote belangen behartigd van re
creatie en zandwinning ten behoeve van de
stedelijke uitbreiding van Utrecht: nb. 22%
van het blok.
In een kort geding hebben enkele rechthebben
den op de grond waar de zandwin/recreatieplas
zou komen, de rechtmatigheid van deze ruil
verkaveling aan de orde gesteld. Het Amster
damse gerechtshof heeft daarop beslist, dat de
zandwinning het agrarisch belang diende, om
dat met het oog daarop de gemeente Utrecht
deze ruilverkaveling subsidieerde, welke anders
om financiële redenen niet uitvoerbaar zou
zijn 5).
b) Geestmerambacht
In de ruilverkaveling Geestmerambacht was
nogal wat grond (15% van het blok) voor niet-
agrarische doeleinden toegewezen aan open-
71
5) Hof van Amsterdam dd. 3 mei 1962 N.J. 1962,
523.