Relatie landbouw en natuur- en landschapsbehoud ONTWERP-BESCHIKKING BEHEERSOVEREENKOMSTEN NAAR LANDBOUWSCHAP Overeenkomstig het voornemen van de rege ring aangekondigd in de Memorie van Ant woord op de drie Groene Nota's, die eind fe bruari is verschenen, heeft minister A. van der Stee (Landbouw en Visserij) de ontwerp-be- schikking Beheersovereenkomsten voor overleg naar het Landbouwschap gezonden. Zoals bepaald in de „Nota betreffende de rela tie tussen landbouw en natuur- en landschaps behoud (Relatienota)" zijn richtlijnen ontwik keld voor vaststelling van normen en maatsta ven voor beheersvergoedingen ten behoeve van in zogenaamde beheersgebieden gelegen land bouwbedrijven, die hun bedrijfsvoering mede richten op natuur- en landschapsbeheer. Ge zien de doelstelling kunnen beheersgebieden in beginsel in alle waardevolle cultuurlandschap pen in den lande worden aangewezen, dus los van mogelijke toekomstige landschapsparken. Zoals bekend, wordt het in een beheersgebied enerzijds uit oogpunt van natuur- en land schapsbehoud wenselijk geacht dat het zijn ge bruik voor de landbouw behoudt, doch is het anderzijds uit hetzelfde oogmerk noodzakelijk een aantal aanpassingen in de agrarische be drijfsvoering door te voeren. Deze aanpassingen dienen echter de economische mogelijkheden van het voortbestaan van het bedrijf niet aan te tasten. Vandaar dat de regering in de Relatie nota beheersvergoedingen in het vooruitzicht heeft gesteld. De vergoedingen worden op basis van het uitgangspunt berekend dat het om een in vergelijking met de elders in de regio gebruikelijke bedrijfsuitkomsten passende beloning moet gaan. Het is duidelijk dat beheersvergoedingen geen vergoedingen zijn voor bepaalde planologische beperkingen maar voor het richten van de bedrijfsopzet en de be drijfsvoering op doeleinden van natuur- en landschapsbeheer. De ontwikkelde richtlijnen geven aan, op basis van welke uitgangspunten, hoe, en door wie, per beheersgebied normen en maatstaven voor beheersvergoedingen worden vastgesteld. De richtlijnen voorzien echter wel in een landelijk uniforme aanpak van bereke ningen van de beheersvergoedingen. Beheersplan Het kernbegrip uit de ontwerp-beschikking is het beheersplan. Hierin zijn de uitgangspunten en de procedures leidend tot de vaststelling van normen en maatstaven vervat. Het beheersplan wordt per beheersgebied opgemaakt en omvat een beschrijving van de doeleinden van natuur- en landschapsbeheer die in het kader van een agrarische bedrijfsvoering in het beheersgebied worden nagestreefd. Voorts omvat het alle rele vante gegevens om de „beheersbedrijfsuitoefe- ning" en de „gebruikelijke bedrijfsuitoefening" met elkaar te vergelijken om door middel van deze vergelijking tot normen en maatstaven voor het vaststellen van vergoedingen te komen. Er wordt voorzien in een vergelijkingsgebied voor de vaststelling van de gebruikelijke be drijfsuitoefening en in periodieke ijking van normen en maatstaven. De vergelijking tussen de „beheersbedrijfs- uitoefening" en de „gebruikelijke bedrijfsuit oefening" zal resulteren in opbrengsten- en kostenverschillen. Een apart probleem vormen de vaste kosten. Vaste kosten zijn voor een belangrijk deel ook wel aanpasbaar, doch de tijd waarin is afhan kelijk van de resterende economische levens duur van de betreffende kapitaalgoederen als gebouwen, machines en voorts van verdere mo gelijkheden tot aanpassing (bijvoorbeeld het bijkopen van grond). Vandaar dat de ontwerp-beschikking voor de aanpasbare vaste kosten voorziet in een stelsel van aanpassingsvergoedingen. Het is overigens wenselijk dat het proces van aanpassing door areaalvergroting zoveel mogelijk wordt bevor derd. In de beheersvergoeding zelf behoren slechts structurele verschillen voortvloeiende uit de opbrengsten- en kostenverschillen tussen „beheersbedrijfsuitoefening" en „gebruikelijke bedrijfsuitoefening" thuis. De kwalificatie struc tureel wil overigens niet suggereren, dat ze in de tijd niet aan ontwikkelingen onderhevig kun nen zijn. Juist met het oogmerk, de geconstateerde ver schillen periodiek op een hun realiteitsgehalte te kunnen toetsen, vindt minimaal eens in de zes jaren een toetsing plaats van de uitgangspunten van de „beheersbedrijfsuitoefening" en de „ge bruikelijke bedrijfsuitoefening" aan de feitelijke ontwikkelingen in het beheersgebied en de rest van de regio (vergelijkingsgebied). Zonodig worden de uitgangspunten op basis daarvan her ijkt en de grondslagen (normen en maatstaven) bijgesteld. Ook het gewenste beheer kan aan ontwikkeling in inzichten lichter of zwaarder 113

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 13