zuidoosten van Hoogeveen kent deze opbouw
in grotere ruimtelijke eenheden. Ook in deze
gebieden legt de regering het accent op een
ontwikkeling gebaseerd op scheiding van ver
schillende functies maar met beperkingen. De
beperkingen hebben betrekking op gebieden
waar landbouw en natuur sterk in elkaar over
lopen. De keuze houdt in, dat er in deze ge
bieden naast delen waar de landbouw de
meest gunstige ontplooiingskansen krijgt de
len zijn waar andere functies het belangrijkst
zijn.
Gebieden met afwisselend landbouw, natuur
en andere functies, in kleinere ruimtelijke een
heden
In deze gebieden bestaat van oudsher een fijn
mazige en sterk vervlochten structuur. Over
heersende functies zijn niet goed aan te wijzen.
Deze gebieden zijn vooral te vinden in het oos
ten en zuiden van Brabant, in Limburg, in het
zuidoosten van Friesland en Drente en in
Overijssel en Gelderland. Voor deze gebieden
streeft de regering naar ontwikkeling en behoud
van een stabiele en veelzijdige structuur (ver
weving van functies). Landbouw en recreatie
krijgen beide in deze gebieden mogelijkheden
voor ontwikkeling. In deze gebieden zal ook het
natuur- en landschapsbeheer een belangrijke rol
spelen. Sommige delen van deze gebieden zijn
uit het oogpunt van natuur en landschap zo
waardevol dat beperkingen moeten worden op
gelegd aan de stedelijke druk en aan het ge
bruik van de intensieve recreatie, of aan het
gebruik door de landbouw.
Gebieden met als hoofdfunctie natuur
Deze gebieden zijn de Waddeneilanden, de dui
nen, de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe.
Voor deze gebieden legt de regering het accent
op scheiding van functies. Deze keuze is inge
geven door de overweging, de natuur op de
best mogelijke wijze te ontwikkelen. Er zullen
dan ook andere functies dan de natuur beper
kingen moeten worden opgelegd. Dat geldt zo
wel voor stedelijke activiteiten als voor recre
atie. In enkele delen van deze gebieden zal wor
den gekozen voor verweving van activiteiten.
Dat geschiedt dan, waar landbouw en recreatie
kunnen worden ontwikkeld binnen de grenzen
die uit een oogpunt van natuur- en landschap
kunnen worden gesteld.
Gebieden binnen de stedelijke invloedssfeer
Dit zijn gebieden in de Randstad, rond de ste
den in Brabant, Zuid-Limburg en Twente, en
rond Groningen, Zwolle, Arnhem en Nijmegen.
Voor deze gebieden kiest de regering een ont
wikkeling gebaseerd op verweving van functies.
De inrichtingsfilosofie voor deze gebieden sluit
goed aan bij de beleidskeuze uit de Verstede-
lijkingsnota, dat wil zeggen veel recreatiemoge
lijkheden en beperking van de groei van de
mobiliteit.
Centrale open ruimte
De centrale open ruimte bestaat uit: het mid
dengebied van de Randstad; het Rivierengebied;
het Midden-Deltagebied en de Peel; Schermer
en Beemster; Gelderse Vallei en Veluwe; het
Zuid-Limburgse Heuvelland en het Nederland
se deel van het Benelux-Middengebied, zoals in
de Verstedelijkingsnota is uiteengezet. De Nota
landelijke gebieden geeft aan hoe het ruimtelijke
beleid voor deze gebieden is uitgewerkt. In het
middengebied van de Randstad is het westelijke
deel aangewezen als gebied met als hoofdfunc
tie landbouw en het oostelijk deel als gebied
met afwisselend landbouw en andere functies
in grotere ruimtelijke eenheden zoals natuur,
recreatie, enz. Delen van dit gebied vallen bin
nen de stedelijke invloedssfeer, namelijk de
Haarlemmermeer, de Kleine Ring (Den Haag,
Zoetermeer, Delft, Rotterdam) en het gebied
rond Vleuten-De Meern. Het Rivierengebied is
een gebied met afwisselend landbouw en andere
functies in grotere ruimtelijke eenheden. Het
Midden-Deltagebied is een gebied met voorna
melijk landbouw. De Peel is een gebied met af
wisselend landbouw, natuur en andere functies
in kleine ruimtelijke eenheden. De Schermer en
de Beemster zijn gebieden met voornamelijk
landbouw. De Gelderse Vallei is een gebied
met afwisselend landbouw en andere functies
in grotere ruimtelijke eenheden. De Veluwe
heeft als hoofdfunctie natuur. Het Zuid-Lim
burgse Heuvelland is een gebied met afwisse
lend landbouw, natuur en andere functies in
kleinere ruimtelijke eenheden. Dit geldt ook
voor het Nederlandse deel van het Benelux-
Middengebied.
Landbouw
De regering zal een ruimtelijk beleid voeren
dat erop gericht is rendabele vormen van agra
rische bedrijfsvoering in stand te houden en
te ontwikkelen. Wel wil de regering ongunstige
effecten, die de landbouw heeft op andere func
ties beperken. Dit beleid zal gestalte krijgen
door de uitvoering van cultuur-technische wer
ken die de bedrijfsomstandigheden voor de boer
aanmerkelijk kunnen verbeteren. Het betreft
hier verbetering van de:
ontsluiting van agrarische produktiegebie-
den;
117