van register 12": (STO 12) automatisch
samengevoegd tot één instructie. Bij de SR-52
worden dit drie stappen: SUM 12. Hoe sterk
dit verschil telt, is uiteraard afhankelijk van de
vorm en inhoud van het programma. Mijn
ervaring is dat de 225 regels van de HP's onge
veer 325 toetsaanslagen bevatten en de 224
stappen van de TI ongeveer 235 (ook bij die
machine worden bepaalde aanslagen gecombi
neerd). Mijn getallen gelden voor bouwtech
nische programma's, voor landmeetkundige
programma's zal deze situatie voor de HP's
wellicht nog iets gunstiger zijn.
Op het punt van dataregisters liggen de zaken
wat ingewikkelder. De TI heeft een minimum
aantal van 22 adresseerbare geheugens die vol
ledig vrij adresseerbaar zijn (u weet wel: reke
nen „in" het geheugen). Eén hiervan wordt ge
bruikt ter ondersteuning van de DSZ-lus en
moet dus met de nodige voorzichtigheid wor
den gebruikt. Afhankelijk van de lengte van de
op te nemen programma's kan dat aantal data
registers oplopen tot 42 (de maximaal toege
laten programmalengte is dan 60 stappen. De
HP's hebben 26 adresseerbare geheugens, te
weten: zes „letter"-geheugens (A t.m. E en I)
en 20 „cijfer"-geheugens. Met de geheugens A
t.m. E kunnen alleen STO- en RCL-opdrach-
ten worden uitgevoerd. De twintig „cijfer"-
geheugens hebben wel iets vreemds: zij heten
niet 0 t.m. 19, maar twee keer 0 t.m. 9.
Men kan zich de zaak het beste aldus voor
stellen: de twee groepen geheugens bevinden
zich ieder op één „bladzijde" en wel op een
„rechterpagina" en de daarop volgende „lin
kerpagina". Welke van de twee wordt aange
sproken als bijvoorbeeld RCL 3 wordt uitge
voerd, is uitsluitend afhankelijk van welke
„pagina" er op dat moment „voor ligt". Het
„omslaan" van de pagina's geschiedt door
middel van f P$S. Voor de programmeur is
het wel tamelijk irritant dat hij verdraaid goed
moet bijhouden hoeveel keren hij dat verwisse
len van de geheugengroepen uitvoert. Persoon
lijk vind ik deze constructie voor een zo mo
dern apparaat een beetje hulpeloos aandoen.
Verder is er nog het al genoemde 4-laagse sta
pelgeheugen en een last-x register. In principe
is de stack de noodzakelijke ondersteuning van
het RPN-principe, en de TI SR-52 heeft op
zijn beurt tien speciale registers ter ondersteu
ning van de ingebouwde algebraïsche aritme-
tiek. Het bijzondere van de HP-stack is de
gemakkelijke manipuleerbaarheid ervan. Ieder
van de vier registers kan via eenvoudige door-
schuif- en verwisselinstructies „voor de dag"
worden gehaald. Men bedenke overigens wel
dat de HP's aanzienlijk minder „diep" rekenen
dan de TI. De opgave 1 (2 X (3 -5- (4 X
5))) kan niet zonder meer de HP's in; de TI
SR-52 heeft er geen moeilijkheden mee.
Het last-x register van de HP's is een bijzonder
aangename zaak. Er zijn bij het maken van
programma's weinig zaken die mij zo fustreren
als de noodzaak een uitvoerige store- en recall-
procedure te moeten maken, alleen maar om
dat ik een zojuist ingevoerde variabele twee
maal onmiddellijk na elkaar nodig heb. Waar
blijft de algebraïsche machine met last-x regis
ter?
Programmeerbaarheid
Dezelfde criteria, die bij de tafelmachines wer
den aangelegd, kunnen ook bij de beoordeling
van zakapparaten worden toegepast. Op zich
zelf is dit een duidelijke indicatie van de vol
waardigheid van deze instrumenten op het punt
van programmaconstructie. Ter beoordeling
van de programmeerbaarheid worden de vol
gende „programmabouwstenen" in beschou
wing genomen:
a. functies;
b. tests;
c. flags;
d. subroutine bekwaamheden;
e. adresseer mogelijkheden;
f. labels en user-definable toetsen (ZTBT's);
g. manipulatie van data;
h. lussen.
Voor de betekenis van de hierboven genoemde
zaken zij verwezen naar mijn artikel over tafel
machines.
ad a. HP's: zeer goed, TI: goed.
De HP's hebben als extra's ten opzichte van de
TI: absolute waarde, integer-fractile, procentbe
rekening en gemiddelde waarde en standaard
afwijking.
ad b. HP's: zeer goed, TI: goed.
Een van de aantrekkelijkheden van de opera
ting stack doet zich hier gelden. Het is name
lijk mogelijk tests uit te voeren op de inhouden
van de twee „onderste" stapelregisters. Zo
worden acht testmogelijkheden geschapen: vier
opererend op die twee onderste registers en
vier op de onderste en nul. De TI bezit deze
laatste vier ook en heeft bovendien de moge
lijkheid van testen op een fouttoestand.
ad c. Allebei goed, met één maar: de TI heeft
vijf flags en dat is, wat mij betreft, genoeg.
Zoals ik in mijn vorige artikel al liet merken,
vind ik flags bijzonder nuttige hulpmiddelen
en het simultaan gebruiken van drie stuks is
voor mij geen uitzondering.
143