De HP's hebben vier flags en twee ervan zijn
nog wat „slimmer" dan de andere twee. Zij
worden bij het testen automatisch omgezet en
flag 3 reageert automatisch op de invoer van
data tijdens stops. Dat is wel mooi, maar als
men er gewoon drie tegelijk nodig heeft, dan
kan men wel eens wat problemen krijgen. Naar
mijn idee komen die speciale flags bij zak-
rekenmachines niet of nauwelijks tot hun recht.
ad d. HP's: 3(?) diep subroutines, TI: 2 diep
subroutines.
Ik heb overigens bij mijn programmeeractivi
teiten op pocket-machines nog nooit een
situatie meegemaakt waarin meer dan 2-diep
subroutine constructies gewenst waren.
ad e. HP's: symbolisch en relatief, TI: abso
luut en symbolisch.
Met beide opvattingen is best te werken, maar
om twee redenen prefereer ik op dit punt de
TI. Ten eerste werkt een absolute adressering
sneller dan een symbolische, en dat kan bij
langlopende (iteratieve) berekeningen merkbare
tijdwinst opleveren. Ten tweede zijn bij een
symbolische adressering per definitie labels
nodig. En daarmee zijn de HP's niet zó gewel
dig voorzien. Zie punt f. Persoonlijk prefereer
ik absolute adressering boven relatieve adres
sering.
ad HP's: 10 ZTBT's en 10 „interne" labels,
TI: 10 ZTBT's en 72 „interne" labels.
Die 72 stuks van de TI zijn natuurlijk over
dadig, maar 10 vind ik wel wat weinig, zeker
als de machine geen absolute adressering heeft.
Op zichzelf zijn de ZTBT's ook als labels te
gebruiken, maar vaak zijn ze maar al te zeer
nodig voor gebruik „van buitenaf".
ad g. Het punt van de datamanipulatie is feite
lijk al aan de orde geweest onder het hoofd
„programmageheugen en dataregisters". Het
komt er, wat mij betreft, op neer, dat de appa
raten in dit opzicht ongeveer gelijk liggen,
waarbij de HP's iets meer ruimte bieden en
iets minder soepel werken.
ad h. Op het punt van ingebouwde luscon
structies liggen de HP's en de TI gelijk. In
beide zijn een DSZ en een ISZ 2 nd
DSZ)-constructie ingebouwd. Ter ondersteu
ning hiervan gebruiken de HP's register I, ter
wijl de TI hiervoor register 00 gebruikt.
Samenvattend: de machines ontlopen elkaar
op het punt van programmeerbaarheid niet
veel. De HP's bieden meer ruimte, waartoe nog
wordt bijgedragen door de vaak zeer compacte
instructievormen. Hierbij mag met name de
RND- round)- mogelijkheid genoemd wor
den. Deze instructie rondt de inhoud van het
144
x-register af op een op te geven aantal decima
len. Dit gebeurt dan ook inderdaad met de
inhoud van dat register en niet alleen met de
display, zoals bij de „display formating" (wie
weet overigens een behoorlijke Nederlandse
vervanging voor deze monstruositeit?) via FIX
en dergelijke het geval is. Bij iteratieve bereke
ningen kan hiermee op eenvoudige wijze de
gewenste nauwkeurigheid van de uitkomst wor
den bepaald. Bij de TI kan dat alleen via een
software-constructie en dat kost circa 6 stap
pen extra plus, natuurlijk, iets meer nadenken.
Redigeerbaarheid
In redigeerbaarheid zijn de HP's en de TI wel
geheel identiek. De redactiemogelijkheden be
staan uit: vervangen van instructies over
schrijvingen), uitwissen en tussenvoegen. De
inhoud van de programmageheugens is volledig
herleesbaar, doordat men iedere instructie een
tweecijferige identificatiecode heeft gegeven,
die de plaats van de aangeslagen toets in rij
en kolomcijfer opgeeft. Zowel de HP-97 als
de TI SR-52 annex PC-100 kunnen een pro
gramma in zijn geheel afdrukken; de eerste
naar keuze in code-plus-tekst, de tweede alleen
in code. Het stap voor stap nalopen van een
programma kan bij beide zowel voorwaarts
SST, single step) als achterwaarts BST,
back step) geschieden.
Controleerbaarheid
Zowel bij de HP's als bij de TI kan de werking
van een zich in het geheugen bevindend pro
gramma op twee manieren worden gecontro
leerd. Ten eerste is er de SST-mogelijkheid
die, als de machine in RUN-toestand verkeert,
niet alleen stapsgewijs het programma door
loopt, maar ook de gelezen instructie uitvoert.
Ten tweede is er de zogenaamde TRACE-mo-
gelijkheid, waarbij het programma (na starten)
gewoon wordt uitgevoerd, zij het met een
lagere snelheid, maar waarbij iedere instructie
in tekst wordt afgedrukt plus het numerieke
resultaat van de uitgevoerde bewerking.
Werksnelheid
Ter beoordeling van de werksnelheid zijn twee
programma's op beide apparaten uitgevoerd.
Het ene programma bestond uit het eenvoudig
weg lezen van 223 nullen. De TI SR-52 deed
hierover 3 seconden, de HP 97 9 seconden.
Als tweede test werd een programma uitge
voerd dat bestond uit een lus waarin een be
paalde geheugeninhoud vanaf nul telkens met
één werd vergroot, waarna getest werd of het