NGL-CONGRES
Jaarbeurs Utrecht
27 en 28
oktober '77
resultaat al honderd was. Bij honderd moest
de machine stoppen. De SR-52 had hiervoor
39 seconden nodig, de HP 97 65 a 72 secon
den (72 seconden bij een programmavorm iden
tiek met die van de SR-52, 65 seconden bij
gebruik van een iets snellere RPN-test). Bij
verwerking van iteratieve programma's kan het
verschil tussen de werktijden van de TI en HP
machines tot vrij aanzienlijke omvang stijgen.
Opvallend is trouwens dat de „oude", niet
meer leverbare HP 65 sneller was: vergelijk
baar met de TI SR-52.
Externe opslagmedia
Zowel de HP's als de TI kennen slechts één
extern opslagmedium: magneetkaartjes. Op
deze magneetkaartjes kunnen zowel program
ma's als data worden vastgelegd. Bij de HP's
wordt het verschil tussen een programma
kaartje en datakaartje door de kaartlezer her
kend, terwijl het weg-schrijven van de inhouden
der dataregisters naar een magneetkaartje door
middel van een simpele WRITE DATA in
structie mogelijk is. Bij de TI verloopt het een
en ander iets omslachtiger, via een klein extern
programmaatje.
Verdere bijzonderheden
Van de HP's dient nog het feit genoemd te
worden dat de kaartlezer, behalve het verschil
tussen een programmakaartje en een data-
kaartje, ook het onderscheid „herkent" tussen
spoor A en spoor B van een kaartje. Dit houdt
in dat het invoeren van beide delen van een
programma zonder bezwaar in „verkeerde"
volgorde mag gebeuren. De machine zet de
programmadelen automatisch op hun plaats.
De TI mist deze mogelijkheid en het feit dat
er iets mis zou zijn, manifesteert zich pas door
dat er in het uitvoeren van het programma iets
mis gaat. Wel moet ik zeggen dat ik in bijna
een jaar tijd nog nooit een kaartje in verkeerde
volgorde heb ingevoerd. Kennelijk is het feit
dat de kaartjes een éénrichting-tekstopdruk
hebben op zichzelf al een beveiliging (de HP
kaartjes hebben geen tekstopdruk).
Conclusie over de machines
Qua ingebouwde functies en bewerkingsmoge
lijkheden zijn de HP's completer en krachtiger
dan de TI SR-52. Een deel van die mogelijk
heden zal door de technicus niet of zelden
worden gebruikt. Een ander deel is zeer aan
genaam. Tot de laatste reken ik bijvoorbeeld
het „engineering-format", wat in goed Neder
lands wil zeggen: uitvoer geschiedt in exponen
tiële vorm waarbij de exponent altijd een veel
voud is van drie, dus bijvoorbeeld 257
257 00, 2570 2.57 03.
Ik blijf het gegoochel met de data-registers
voor zo'n, verder nagenoeg perfecte machine
wel wat irritant vinden. Verder niets dan lof,
behalve over de prijs misschien. Maar zoals
gezegd: voor perfectie moet worden betaald.
Slot
Deze artikelen zijn een momentopname van de
stand van zaken op het gebied van kleine
rekenapparatuur. Het lijkt mij, en met mij ook
de redacties van PT en Geodesia, een zinvolle
zaak om de ontwikkelingen in dezen te blijven
volgen en van tijd tot tijd aanvulling te geven,
teneinde ook in de toekomst een evaluatie van
apparatuur door de technicus mogelijk te
maken. Het zou mij daarom zeer aangenaam
zijn als informatie over dit onderwerp mij via
geïnteresseerde lezers van deze artikelen ter
hand zou worden gesteld. Mijn dank hebt u bij
voorbaat.
145