het licht van die tijd worden gezien, een halve
eeuw geleden. De landmeter was opgeleid o.a.
aan het instituut Hommes te Hoogezand, later
kwam de landmeterscursus van de Landbouw
hogeschool te Wageningen. Ook weer achteraf
bekeken waren dit allesbehalve academische
opleidingen, ze haalden het peil van de huidige
HTS bij lange na niet.
Ik herinner me dat we met ontzag zes Kad.-
stenen bezichtigden in Winschoten, die werden
aangevoerd; ik meen van de Rijkswerkinrich
ting in Veenhuizen. De Ingenieur-Verificateur
Oldenziel in Groningen bracht persoonlijk de
theodoliet met de trein naar Winschoten. Dit
zijn zo van die herinneringen, die hopelijk dui
delijk maken dat het Geodetisch Bureau van
professor Schermerhorn nu niet bepaald over
een uitgelezen staf van medewerkers beschikte.
Ik zal nu verder over „de Prof" schrijven, dat
professor Schermerhorn ligt ons ouderen niet
zo. Hij zou het niet erg gevonden hebben,
evenmin als dat hij in de binnendienst alge
meen als „Willem" werd betiteld. Het symbo
liseert de hechte band, die er tussen hem en
zijn personeel was gegroeid, een band, niet
alleen in dienst maar ook privé. Hij verstond
de kunst ons te doordringen van het idee dat
het Geodetisch Bureau niet alleen van hem
was maar van ons samen. Dit stimuleerde ons
om hard en lang te werken, bijna dag en nacht
op werkdag en zondag. Het beheerste je hele
leven, vooral ook omdat hij ons voorging. Je
was altijd welkom in Delft, ook weer bijna dag
en nacht op werkdag en zondag.
Dit is lang zo gebleven, feitelijk zijn de oude
ren er nooit aan ontgroeid, ook niet töen het
Geodetisch Bureau overging naar Rijkswater
staat. Pas enkele tientallen jaren geleden is de
Meetkundige Dienst heel langzaam gegroeid
tot een normale overheidsdienst met alle voor
delen, maar ook met alle nadelen vandien.
Bij het Geodetisch Bureau moest natuurlijk
hard en lang worden gewerkt omdat het zich
zelf moest bedruipen. Zelfs dit was wel eens
moeilijk, het is gebeurd dat we geld van
„thuis" vroegen om de meetarbeiders hun
weekloon te geven omdat een „klant" nog niet
had betaald. Dit lijkt nu allemaal wat gek,
maar we vonden het doodgewoon. De buiten
dienst zwierf van kosthuis naar kosthuis, we
tekenden 's avonds en in de weekends tot diep
in de nacht de lengte- en dwarsprofielen, die
we overdag gemeten hadden. Naar onze meis
jes, verloofden en ouders gingen we één keer
in de maand.
Aan tekenaars van het Kadaster (al of niet
geslaagd) was dit profieltekenen nog wel toe
136
te vertrouwen, van de kaart moeten we afblij
ven. Deze tekenaars van het Kadaster hadden
wel het voordeel dat ze konden kaarteren en
dat ze tenminste veldwerken onder ogen had
den gehad en dat was al erg belangrijk; echt
landmeten zouden ze pas later leren.
De Prof. begeleidde ons ook min of meer in
het terrein als we in de narigheid zaten. Hij
kwam met de trein en we wachtten hem dan
met een fiets op. Ik weet nog dat we een paar
klompen voor hem leenden bij een boer als
het land te nat was voor zijn schoenen. Hij
wist als boerenzoon bliksems goed dat wat stro
in die klompen lekker warm was.
Zo laveerde dit Geodetisch Bureau door de
twintiger jaren, behalve van particuliere en ge
meentelijke instanties kwamen er steeds meer
opdrachten van Rijkswaterstaat, dat niet over
geschoold landmeetkundig personeel beschikte.
Het meetwerk voor Rijkswaterstaat werd ver
richt door de Algemene Dienst en beperkte
zich in hoofdzaak tot wat waterpassen door
opzichters. Om kort te gaan, Rijkswaterstaat
kreeg door de industrialisatie en het toenemen
de verkeer behoefte aan een eigen landmeet-
technische dienst en in 1931 werd het Geode
tisch Bureau een Rijkswaterstaatsdienst; de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat.
We werden niet feestelijk ingehaald door land
meetkundig Nederland. De mensen van Rijks
waterstaat zagen zich het meetwerk ontgaan,
dat op zonnige zomerdagen toch wel een wel
kome afwisseling was van het duffe kantoor
leven. De Kadastrale Dienst die het monopolie
bezat voor landmeetkundig werk, reageerde
ook niet juichend; het geheel stelde volgens
hen niets voor. Dat was ook zo, maar wat wil
je. Er was voor lager landmeetkundig, om
maar te zwijgen over middelbaar landmeet
kundig personeel, geen enkele opleiding. Dit
laatste is niet helemaal juist, een tekenaar van
het Kadaster, Velseboer uit Hoorn, had een
schooltje opgericht en stoomde met veel ge
vloek jongelui klaar, voornamelijk voor het
buitenland. Velseboer was een aparte figuur,
maar we hebben het over de Prof. Beiden kon
den het overigens toen nog best met elkaar
vinden. Het Geodetisch Bureau was dus een
Rijkswaterstaatsdienst geworden met als hoofd
de adjunct-hoofdingenieur Fortuin, die het tot
de oorlog niet gemakkelijk had onder zo'n do
minerende figuur als de Prof., die de touwtjes
in handen bleef houden, ook als wetenschap
pelijk adviseur.
Het eerste werk in Rijkswaterstaatdienst was
hei Amsterdam-Rijnkanaal. Er werd een bu
reau „Samenwerking" gesticht onder leiding