ling het meest en waar het minst nauwkeu
rig?
e. Wat is een lane?
f. Bewijs dat de breedte van een lane op de
basislijn gelijk is aan de helft van de verge
lijkingsgolflengte.
g. Bereken de lanebreedte op de basislijn en
het aantal lanes als de vergelijkingsfrequen
tie 250 kHz en de afstand tussen hoofd- en
volgstation 150 km is.
h. Wat is een zone?
i. Waarom kan in de praktijk niet gewerkt
worden met één en dezelfde vergelijkings
frequentie?
Hoe wordt dit probleem opgelost?
FOTOGRAMMETRIE Tijd 2y2 uur.
1. a. Geef het principe van optisch-mechani-
sche ontschranking.
b. Welke functie hebben de inversoren?
c. Geef van één inversor een tekening met
toelichting.
2. Men onderscheidt bij de reconstructie van
luchtopnamen inwendige en uitwendige ori
ëntering.
a. Verklaar beide begrippen.
b. Hoe wordt bij instrumentele uitwerking
de uitwendige oriëntering gerealiseerd?
3. a. Voor welke punten wordt puntsover-
dracht toegepast?
b. In hoeverre komt de werkwijze bij punts-
overdracht overeen met die van parallax-
bar-metingen?
4. a. Methoden van blokvereffening worden
ingedeeld volgens het gebruikte basisma
teriaal. Geef van elke categorie een korte
beschrijving,
b. Beschrijf de opzet in hoofdzaken
van de „Anblokmethode".
PLANOLOGIE
1. Noem de 5 algemene lijnen die door de
huidige regering worden gevolgd bij het in-
richtings- en spreidingsbeleid.
2. a. Waaraan wordt door het huidige Kabi
net de verhuisstroom naar Noord-Bra
bant en Gelderland geweten?
b. Welke taakstelling heeft het huidige Ka
binet gesteld ten aanzien van deze ver
huisstroom?
c. Met welke middelen denkt het huidige
Kabinet deze taakstelling te kunnen
realiseren?
d. Welke moeilijkheden zullen worden on
dervonden om met behulp van die mid
delen de taakstelling te realiseren?
e. Licht je standpunt toe of deze taakstel
ling wel of niet in strijd is met het be
leid ten aanzien van open ruimten.
3. a. Waarop is het streven van het huidige
Kabinet gericht voor wat betreft de om
vang van de stadsgewesten?
b. Waarom richt het huidige Kabinet
daarop zijn streven?
c. Licht toe wat de betekenis is van de toe
te passen bebouwingsdichtheid in het
kader van het bedoelde streven van het
huidige Kabinet.
4. Welke gevolgen verbindt het huidige Ka
binet aan haar streven „de keuzevrijheid
van de minder draagkrachtige bevolking te
vergroten" voor het te voeren stedelijk in-
richtingsbeleid? Welke redenen zijn aan te
voeren om het verbinden van deze gevol
gen niet of wel doeltreffend te achten voor
het genoemde streven?
5. Hoe ziet het huidige Kabinet de na te stre
ven relatie tussen de nationale, regionale
en lokale overheid op het terrein van de
ruimtelijke ordening?
6. Hoe wil het huidige Kabinet de horizon
tale coördinatie bereiken op het terrein
van de ruimtelijke ordening op rijksni
veau?
7. Welke mogelijkheden en aanbevelingen
formuleert het huidige Kabinet voor het
goedkeuringsbeleid van Gedeputeerde Sta
ten ten aanzien van het ruimtelijk beleid
van gemeenten?
8. a. Wat is lokatiesubsidie?
b. Hoe wordt de grootte van de te geven
lokatiesubsidie bepaald?
c. Welke gemeenten komen in aanmerking
voor lokatiesubsidie?
9. Geef een toelichting op de betekenis van
het grondbeleid/de grondpolitiek als in
strument van het ruimtelijk beleid en in
het bijzonder de betekenis daarbij van een
onteigening van grond tegen gebruiks
waarde.
10. Geef een overzicht van de beleidsinstru
menten die worden ingezet ten behoeve
van groeikernen.
258