4. Gegeven het onderstaande programma in BASIC: 10 DIM A (100) 20 READ N 30 FOR I 1 TO N 40 READ A (I) 50 PRINT A (I) 60 NEXT I 70 PRINT 80 LET P A (1) 90 LET J 2 100 IF A (J) P THEN 170 110 LET J J 1 120 PRINT A (J 1) 130 IF J N THEN 100 140 PRINT 150 PRINT "P P 160 GOTO 200 170 LET P A (J) 180 GOTO 110 190 DATA 7, 21.1, 0, 24.3, —5.1, 31.8, —9.1, 4.7 200 END a. Geef volledig de uitvoer weer na het commando „RUN"; b. Wat voor soort bewerking wordt hier uitgevoerd? Motiveer het antwoord. 5. De volgende 2 opgaven dienen op afzonder lijk papier te worden uitgewerkt! Het perceel ABCDE moet gesplitst worden in twee gelijke delen, middels een scheiding BG zoals in de schets is aangegeven. ABC is een cirkelboog met middelpunt M; en bgAB bgBC. Gevraagd de afstand FG. 6. De lijn k door P snijdt de cirkelboog STU in T. Het middelpunt van de boog is M, en de straal is 250,00 m. De lijn 1 raakt in T aan de cirkelboog. De richtingscoëfficiënt van k is -f- 0,814037. P 18247,16 26590,41 M: 18409,02 26472,17 Gevraagd de lijnvergelijking van 1. CIVIELE TECHNIEK Tijd: iy2 uur. 1. a. Verklaar met behulp van een schets het verschil tussen de grote en kleine hydro logische kringloop, b. Wat verstaat men onder een waterbalans en hoe ziet deze er, toegepast op een stuwmeer, uit? 2. Verklaar en omschrijf de onderstaande be grippen resp. afkortingen: Springtij, doodtij; deining; driftstroming; stormstreek; stormvloed; kentering; l.l.w.s. 3. a. Wat verstaat men onder een rivier? b. Hoe onderscheidt men de rivieren naar de wijze van waterontvangst (omschrij ven)? c. Wat is het onderscheid tussen een bo ven- en een benedenrivier? d. Verklaar en omschrijf de onderstaande begrippen en afkortingen: verval; verhang; gemiddelde stroomsnelheid (schet sen); M.R.; regime van de rivier. C D A M 260

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 28