de lezer zich afvragen of hierbij het werk van
de tekenaar en schilder Cornells Anthonisz. niet
over het hoofd wordt gezien, maar zijn be
kende vogelvluchtkaart van Amsterdam, ge
maakt in 1544, mist een landmeetkundige
opzet. De opdracht van koning Philips II was
een voorbeeld, zoals later nog vele malen op
dracht werd gegeven aan landmeters om de
stad of bezittingen van de stad, dan wel van
stedelijke instellingen, in kaart te brengen.
Voorbeelden van genoemde activiteiten zijn
geleverd door Joost Jansz., Cornelis Dankerts
de Rij, Balthasar Florisz. en nog vele anderen.
Deze landmeters deden het hun opgedragen
werk zonder daarbij in vaste dienst van de stad
te treden.
Dit zou lange tijd zo blijven tot dat op 1 april
1877 de heer J. P. Theunissen werd aangesteld
als „opzichter landmeter" bij de dienst. Hij
werd toen ingedeeld bij het bureau van de
Stadsingenieur.
Deze aanstelling in 1877 zal wel iets te maken
hebben gehad met de nieuwe bloei van de stad.
Na de opening van het Noordzeekanaal kwam
er weer leven in de brouwerij, waarbij de
woonbebouwing van de stad zich niet alleen
ging uitbreiden buiten de bestaande grenzen,
maar tevens gezorgd moest worden voor
nieuwe havens, nieuwe industrieterreinen,
spoorwegen en spoorwegstations.
Merkwaardig dat de stad Berlijn slechts 1 jaar
eerder, n.l. in 1876, een soortgelijk besluit nam
door in juli van dat jaar voor de eerste maal
een landmeter aan te stellen. Ook deze Knud
Wasa von Toëgh had onder meer tot taak land
meetkundig werk in het kader van de stads
uitbreiding te verrichten.
De eerste landmeter van Publieke Werken aan
vaardde in 1885 een andere functie bij de
dienst en werd toen opgevolgd door J. G. Krul.
Deze hield het langer uit, n.l. tot 1901. In die
jaren heeft het apparaat zich uitgebreid door
onder andere de aanstelling van een assistent
landmeter, tekenaars en volontairs. Deze land
meter Krul werd op zijn beurt weer opgevolgd
door C. W. van der Sterr. Hoewel de thans bij
PW werkende ambtenaren hem wel nooit ge
kend zullen hebben, zijn er onder de gepensio
neerden van onze dienst nog wel enkelen die
zich hem zullen herinneren. Hij leidde de toen
nog onderafdeling Landmeten tot eind 1933.
De in fig. 2 afgebeelde foto moet omstreeks
1932 zijn gemaakt. Mevrouw de Beurs-Koorn
kwam in 1931 in dienst en staat al op deze
foto, terwijl Van der Sterr, die de dienst eind
1933 met pensioen verliet er nog op te vinden
is. De op de foto afgebeelde personen omvatten
nagenoeg alle op dat tijdstip bij de onderafde
ling werkende ambtenaren op jaarsalaris. Deze
groep mensen, waarvan de foto zo'n 45
jaar geleden werd gemaakt, vertegenwoordigt
nog het landmeten „oude stijl". Men gebruikte
nog de oude instrumenten, open gebouwd en
van geel koper, lengten werden nog met de
meetband gemeten en er werd nog met behulp
van de logarithmentafel gerekend. Daarin is nu
wel veel veranderd. Eind 1933 nam ir. A.
ten Have de leiding over van C. W. van der
Sterr. En al in de dertiger jaren begon de mo
dernisering van ons vak langzaam op gang te
komen. De instrumenten werden compact ge-
309
Fig. I. Beeldje van een Egyptische landmeter.
Fig. 2. De onderafdeling Landmeten in 1932.