gemeten en er, zoals reeds opgemerkt, 8
hoofdgroepen van fotogrammetrische waar
nemingen waren, betekende dit, dat er veel
al 40 stellen fotogrammetrische stationsco-
ordinaten beschikbaar waren.
Per instituut 09, per hoofdgroep 18
werd elk station getransformeerd naar het
gemiddelde van de vijf terrestrische sta
tionsmetingen. Voor deze transformatie
werd opnieuw voor de planimetrie een ge
lijkvormigheidstransformatie zonder schaal-
factor en voor de hoogte een parallelle ver
schuiving toegepast.
Het zijn vervolgens de verschillen tussen de
terrestrische resultaten onderling, tussen de
fotogrammetrische resultaten onderling en
die tussen het terrestrische gemiddeld resul
taat (het referentiesysteem) en elk van de
fotogrammetrische resultaten (zie fig. 6),
die aan een nauwkeurigheidsonderzoek
0
[3
werden onderworpen en op grond waarvan
conclusies konden worden geformuleerd.
Bij bovengenoemde rekenkundige bewerkingen
was de gang van zaken bij de d- en e-punten,
d.w.z. de dakgoot- en de daknokpunten, als
volgt: Op grond van de instructie werden deze
punten ongeveer aan het begin en aan het ein
de van een dakgoot of een nok gemeten met
het doel de dakgootlijn, respectievelijk de nok-
lijn, vast te leggen. De berekening bestond hier
dan ook uit het berekenen van de gemiddelde
(referentie-)lijn door de zwaartepunten van de
puntgroepen aan ongeveer het begin en het
einde van de dakgoot of de nok. Voor de be
paling van het verschil tussen de enkele meting
en de referentielijn werd de afstand van een
gemeten punt tot deze lijn bepaald en ontbon
den in een horizontale en een verticale com
ponent.
5. Resultaten en conclusies
Hoewel op een kaart van stedelijk gebied niet
alleen gebouwen voorkomen, maken deze toch
wel een belangrijk deel uit van de kaartinhoud.
In het algemeen wordt als kaartschaal voor
stedelijk gebied 1 1.000 gekozen. Deze kaart
schaal is enerzijds noodzakelijk in verband met
de vereiste nauwkeurigheid en anderzijds van
wege het feit dat op deze kaarten een groot
aantal details moet worden voorgesteld.
Voor wat betreft deze details gaat het veelal
niet slechts om dat wat direct waarneembaar
is, doch ook om ondergrondse kabels, leidin
gen etc. Dan, wanneer op een 1 1.000 kaart
de beschikbare ruimte ontoereikend is, wordt
wel gebruik gemaakt van een vergroting naar
1 500.
In de praktijk van de kaartvervaardiging speelt
de keuze van de kaartschaal nog steeds een be
langrijke rol. Vooral dan, wanneer er wordt
gevraagd naar grootschalige kaarten, is het
steeds van belang om in onderling overleg met
de kaartgebruiker te komen tot een zo scherp
mogelijke omschrijving van het program van
eisen. Het is een algemeen bekend feit, dat dan,
wanneer dit aspect te weinig aandacht krijgt,
dit al gauw in de kostprijs van de kaart terug
te vinden is. Het is dan ook in dit kader, dat
de vraag gesteld moet worden wat met het re
sultaat van deze proef is bereikt.
Voor wat betreft de terrestrische metingen kan
zonder enige terughoudendheid worden gecon
cludeerd, dat het gemiddeld resultaat van de
vijf ploegen als een afwijkingsloos referentie
systeem voor de fotogrammetrische metingen
kan dienen (zie tabel 1).
a) Absolute nauwkeurigheid van de fotogrammetrische
metingen
b) Relatieve nauwkeurigheid van de fotogrammetrische
metingen
c) Systematische afwijking van de fotogrammetrische
metingen
Tg terrestrisch gemiddeld punt
Ff Fn fotogrammetrisch bepaalde punten
Fg gemiddelde van fotogrammetrische metingen
Fig. 6. Vectorvoorstelling van de aan het nauwkeu
righeidsonderzoek onderworpen verschillen.
296