Hoofddirecteur van het Kadaster met pensioen Op 15 december 1977 heeft Ir. M. J. te Nuyl afscheid genomen als hoofddirecteur van het Kadaster en de Openbare Registers. Voor de Stichting NGL en de redactie van Geodesia was dit aanleiding hem vóór zijn afscheid te interviewen. Wilt u in het kort uw levensloop vertellen? Ik ben geboren in Groningen in 1916, niet uit Groningse ouders. Mijn vader was een Amster dammer, mijn moeder een Friezin. Van beiden heb ik wat in mijn karakter meegekregen: de vrijmoedigheid van de Amsterdammer en de koppigheid van de Fries. Mijn HBS-jaren heb ik ook in Groningen doorgebracht. Ik was 16 jaar toen ik van de HBS kwam. Op dat moment wist ik nog niet wat ik wilde worden. Een technisch beroep dat buiten werd uitge oefend trok mij wel aan. Een ruimte met vier muren heeft me nooit zo erg bekoord. Op zekere dag hoorde ik van mijn moeder dat zij op de bridge-club een mevrouw had gesproken die met verlof uit Indië was gekomen. Haar man was landmeter en dat was een beroep waar veel wiskunde bij te pas kwam, waarbij je veel buiten was en je ook kans had om naar het buitenland te gaan. Dat beroep sprak mij wel aan en op die manier ben ik in de landmeterij terecht gekomen. In die tijd was de opleiding voor landmeter nog in Wageningen. Ik heb daar twee jaar ge studeerd aan de Landbouwhogeschool. De opleiding werd vervolgens verplaatst naar Delft alwaar ik mijn studie heb voortgezet aan de Technische Hogeschool. Ik was 21 jaar toen ik klaar was. Dat was in 1937, een tijd waarin je nauwelijks aan een goede baan kon komen. Schermerhorn, die toen adviseur was van de Meetkundige Dienst van de Rijks waterstaat, had voor die dienst twee mensen nodig die hij mocht selecteren uit de groep die in dat jaar was afgestudeerd. Van Wely en ik waren de gelukkigen. Bij de Meetkundige Dienst ben ik op de rekenkamer begonnen voor een salaris van 60,per maand. We waren in die tijd bezig met de kaartering van Nieuw Guinea. Door vele nachten over te werken kwam je aan een salaris waarvan je kon leven. Zo ben ik mijn ambtelijke loopbaan begonnen, maar er zat weinig perspectief in. Ook het Kadaster bood in die jaren geen mogelijkheden, tot er in 1939 voor het eerst weer een ver gelijkend examen voor een aantal plaatsen kwam. Ik heb weinig tijd gehad me hierop te prepareren. Het leger was gemobiliseerd en ik zat als reserve-officier in de Grebbelinie. Het examen lukte echter toch en ik kwam bij het Kadaster terecht. Mijn kadastrale loopbaan ben ik begonnen met de hermeting van de Jodenbuurt in Amster dam. Daar heb ik veel geleerd, ook buiten het geodetisch vak. De oorlog kwam en men was bang dat veel Nederlanders in Duitsland te werk gesteld zouden worden. Om de mensen in eigen land aan het werk te kunnen houden werd in 1940'41 een aantal ruilverkavelings- bureau's opgericht. De uitvoering van ruilver kavelingen verschafte aan veel mensen werk. Bovendien bevorderde het de voedselvoorzie ning. Tegen mijn zin werd ik overgeplaatst en kwam bij het ruilverkavelingsbureau in Gro ningen terecht. Achteraf gezien zijn het de mooiste jaren van mijn carrière geweest. Ik heb het misschien te lang gedaan (namelijk bijna 20 jaar), maar ook dat zeg je achteraf. Je moet niet te lang hetzelfde doen. In 1960 keerde ik terug naar Amsterdam, maar nu als hoofd van het bureau van de landmeet kundige dienst. Voor deze functie voelde ik eigenlijk niet zoveel, maar men had mij bij deze benoeming de belofte gedaan dat ik over drie jaar hoofd van het ruilverkavelingsbureau in Alkmaar zou worden. Maar de dingen gaan vaak anders dan dat ze voorspeld zijn. In 1963 werd ik benoemd tot Ingenieur-Verificateur. Ik had mijn vrouw beloofd dat als de kinderen we hebben drie dochters hun bestem ming hadden gevonden ik mijn werk zou neer leggen. We zouden teruggaan naar Drenthe, waar mijn vrouw vandaan komt. Het pakte echter eind 1968 anders uit. Opeens een telefoontje: „Wil je bij minister Witteveen komen?" De toenmalige directeur 381

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1977 | | pagina 13