Van terreinopname via
ponsband tot Kaart
door ing. H. Oudeman, chef voorbereiding afdeling Landmeten
en Kartografie van de dienst der Publieke Werken te Amsterdam.
Bij de afdeling Landmeten en Kartografie is er
een regelmatige hoeveelheid werk voor
a) het bijhouden van de stadskaart 1 1000 en
b) het maken van grootschalige kaarten 1200.
Deze basiskaarten kunnen o.a. dienen voor
herprofilering van wegen, het intekenen en
vastleggen van kabels en leidingen en voor re
novaties.
De metingen die verricht moeten worden om
deze kaarten te kunnen aanleggen, geven in
een stad als Amsterdam met zijn vele gepar
keerde auto's en grote verkeersintensiteit nog
al aanzienlijke problemen. Dit geldt zowel voor
de uitvoerbaarheid van deze metingen, hierbij
ook doelend op het veiligheidsaspect ten aan
zien van de meetploeg, als ook wel het kosten
aspect. Veelal werd, ten einde de veiligheid
enigszins te waarborgen, gebruik gemaakt van
de tachymeter in die gebieden, waar detailme
ting volgens de coördinatenmethode (aanzien
lijke) problemen gaf.
Er zijn enige jaren geleden, in samenwerking
met de Technische Hogeschool afdeling Geo
desie in Delft en KLM Aerocarto, proefnemin
gen gedaan om via luchtkaartering te komen
tot kaarten met de schaal 1 200 en 1 500
van oude en oudere stadsgedeelten.
Helaas bleek deze methode voor die gedeelten
toen niet aantrekkelijk. Teneinde de kosten van
kaartvervaardiging in de hand te houden en
tegelijk de veiligheid van de meetploeg zoveel
mogelijk te waarborgen, is de keuze op de
zelfregistrerende opname gevallen, de Reg Elta
14 van de firma Zeiss, waarbij de gegevens op
een ponsband gezet kunnen worden en deze
gegevens met behulp van computer- en teken
automaat omgezet kunnen worden tot een
kaart.
Het kenmerk van de zelfregistrerende opname
is de automatische meting van de beide randen
van de tachymeter, de randaflezingen dus, en
de meting van de afstand tot het detailpunt.
Deze 3 meetgegevens leggen de situaties van
het detailpunt vast t.o.v. de standplaats van de
tachymeter.
Als alleen de meetgegevens zouden worden
vastgelegd, krijgen we een onoverzichtelijke in
formatie. Daarom is de mogelijkheid aanwezig
de meetgegevens van een detailpunt van een
bepaald kenmerk, een codering, te voorzien.
De codering wordt met de hand ingesteld
d.m.v. duimwielschakelaars. Zowel de meet
gegevens als de codering worden geregistreerd
op een papierponsband, welke de enige infor
matie is die van het terrein komt. Deze regis
tratie van een detailpunt is volledig, d.w.z. er
is zoveel informatie dat m.b.v. de programma's
op de computer en de tekenautomaat een kaart
van de opgemeten situatie kan worden vervaar
digd.
De codering bergt de essentie van het gehele
systeem in zich. Het is de sleutel tot de inzet
baarheid van dit systeem. Daarom is aan de
vorm van de codering veel aandacht besteed
en zijn vele eisen gesteld. De wijze van code
ren moet een logische volgorde hebben en moet
toch zo eenvoudig mogelijk zijn. Indien een
landmeter een detailpunt meet en registreert,
dan moet in die ene registratie alle benodigde
informatie zitten, zodat hij nog niet een extra
handeling moet verrichten.
Het systeem is zodanig van opbouw, dat de
voorbereidingen minimaal zijn. Het in situatie
te meten gebied wordt op een kaart aan de
landmeter verstrekt met daarbij gevoegd de
puntenkaarten van de in dit gebied aanwezige
grondslag. Hij dient er voor te zorgen dat de
standplaatsen meetkundig goed met elkaar ver
bonden zijn en bovendien overbepaalde ver-
Inleiding gehouden op 28 oktober 1977 in Utrecht
op het negende NGL-congres.
371