9| I I I I l-l-l I I I
bindingen worden gemaakt met het RD-net.
Een overbepaling kan onnodig teruggaan naar
het gebied voorkomen, daar er bij de verwer
king door de computer gelegenheid is om RD-
aansluitingspunten al of niet te accepteren.
De meetploeg bestaat uit 3 man. Bij de aller
eerste opzet zijn we er vanuit gegaan dat er
kwalitatief goed geschoold personeel mee moest
gaan werken daar een coderingsfout zeer nare
gevolgen kan hebben voor de tekening, die van
de plotter komt. Daarom bestond een meet
ploeg uit 2 opzichters en één meetassistent.
Door de ervaring gesterkt hebben we de meet
ploeg later weer in zijn oude samenstelling la
ten werken, nl. één opzichter met twee meet-
assistenten. Het is namelijk gebleken dat enige
ervaren meetassistenten, na een doelgerichte
instructie, met dit coderingssysteem in zijn
algemeenheid gezien vertrouwd kunnen raken.
In de praktijk is het nu ook zo dat een meet
assistent het instrument bedient door te meten
en de coderingen in te stellen die aan hem door
de landmeter middels een goede radioverbin
ding, welke essentieel is voor dit systeem,
wordt doorgegeven.
De andere meetassistent houdt het prisma op
het op te meten punt en assisteert de landmeter
met de bij metingen. Voor een goed functione
ren van de meetploeg is het noodzakelijk dat
beide meetassistenten de algemene kenmerken
van de coderingen onder de knie hebben.
Na een praktijkperiode van 1 y2 jaar mag
nog worden vermeld, dat de landmeters die ge
werkt hebben met dit systeem de voorkeur ge
ven boven de opnamen langs conventionele
weg.
Daar er bij dit systeem een veldwerk achter
wege blijft, kan hij meer het accent leggen op
de organisatie c.q. inrichting van de meting.
Met een lijnnummering in de codering is een
nummering van detailpunten tijdens de meting
overbodig geworden. De landmeter dient ech
ter wel eenzelfde volgorde van detailpunten
van een lijn aan te houden tijdens de opname.
De codering is zodanig dat een zo groot moge
lijke volledigheid van de situatie wordt ver
kregen.
Om het systeem wat verder te verduidelijken
wil ik thans wat dieper ingaan op de codering.
De schakelaar A geeft het type meting aan, de
andere schakelaars geven nadere informatie.
Indien m.b.v. de duimwielschakelaar het getal
7 wordt zichtbaar gemaakt (of kortweg aange
duid als A 7 meting), betekent dit dat er
administratieve gegevens worden verwerkt:
BC nummer ponsband;
DEFG nummer opdracht;
H gemeente nummer;
IJKL optelconstante.
Bij de A 6 meting wordt in het instrument
de interne lichtweg gemeten. Bij afwijking van
de ijkafstand 90 mm) wordt het verschil
verrekend met behulp van het rekenprogram
ma op alle in die standplaats gemeten afstan
den.
Bij de A 5 meting wordt in normale en door
geslagen kijker stand gemeten. Hierbij wordt
gericht op een horizontaal en verticaal goed
definieerbaar punt. Deze registraties dienen
voor het vaststellen van de indexfout van de
verticale rand als wel de oriëntering van de
horizontale rand.
Het verschil in de horizontale randaflezingen
bij de 2 kijkerstanden wordt bij de latere com
puterverwerking op alle waarnemingen toege
past. BC is het standplaatsnummer.
Bij de A 9 meting wordt de vorige registra
tie herroepen. KL is het aantal extra te her
roepen registraties.
0
De A
0 meting wordt gebruikt voor het aan-
geven van de laatste registratie.
c
1
-
-
De A 1 meting duidt aan dat er een grond
slagmeting plaats vindt:
BC standplaatsnummer;
FG richtpuntnummer;
HIJKL toeslag aan de gemeten lengte met
in H het teken van die toeslag.
ABCDEFGH IJ K L
ABCDEFGH IJ K L
7 1 1 1
ABCDEFGH IJ K L
ABCDEFGH IJ K L
ABCDEFGH IJ K L
ABCDEFGH IJ K L
A
B
D
E
F G
H
I
J
K
L
372