instrumenten en de toevoeging van registratie- apparatüur, oorspronkelijk alleen voor aero- triangulatie gebruikt, groeide de fotogrammeter langzaam, maar vanzelfsprekend naar de digi tale kaarteermethode toe. Tekenen zonder tekentafel, dat is nog eens toveren I De weerstoestanden en de hoogconjunctuur in de weg- en waterbouw tussen '50 en '70 heb ben het gebruik van de fotogrammetrie bij de Meetkundige Dienst geweldig in de hand ge werkt. Meetploegen in Nederland hebben zelfs in de korte zomer nog regenverlet en zijn duur en relatief onproduktief. De fotogrammetrie haalt de informatie in huis en is alleen voor de korte vliegtijd afhankelijk van het weer. De aflevering kon niet snel genoeg gaan en zo groeide de produktie van 10.000 tot 40.000 in strumenturen per jaar. De afhankelijkheid van de fotogrammetrie t.o.v. de tekenafdelingen, die zowel een assisterende als controlerende taak hadden, knelde dusdanig dat de fotogram meter er wel van af wilde en ook in dit opzicht was de digitale methode bijzonder aantrekkelijk. Intern doet zich daarbij het verschijnsel voor dat ook die fotogrammeters die oorspronkelijk af komstig waren van de tekenzalen, zich enthou siaste wegwerpers van de tekentafels tonen. De fotogrammeter die minder graag en minder goed tekent, heeft uiteraard geen bezwaar tegen de digitale methode. Een duidelijk gemis is nog wel het gebrek aan kartografisch inzicht. Hij ziet bovendien alleen maar een klein stukje stereomodel en niet de ge tekende lijnen van de uiteindelijke kaart. De op deze wijze moeilijke opbouw van het kaartbeeld komt soms duidelijk tot uiting in het resultaat. 3.2.4. Als laatste betrokkenen zijn de tekenaars en kartografen in dit proces vanaf het begin dui delijk in het defensief geweest. Vanaf de intro- duktie van de fotogrammetrie in het proces van kaarten maken, zijn zij, naast de buitendienst, het grote slachtoffer geworden en worden ze nu zelfs in hun bestaan als tekenaar bedreigd. Er is dus voldoende aanleiding om aan het automati seringsproces van het tekenwerk de meeste aandacht te schenken. 3.3. Automatiseringsproces van het teken werk Het automatiseringsproces van het tekenwerk bij de kaartproduktie heeft zich voltrokken in een langdurige periode en kende daarbij de vol gende fasen: onmerkbaar sluipend begin; werkvermindering voor de kartografen; verschraling van het tekenpakket; totale uitschakeling van de kartograaf door de digitale methode met interactieve nabe werking. 3.3.1. Het onmerkbaar sluipende begin. Het heeft tientallen jaren geduurd voor de teke naars zich goed realiseerden dat de fotogram metrie een bedreiging voor hun werkvoorraad zou kunnen vormen. In de beginjaren, van '30 tot '60, was de om vang van de fotogrammetrie zo klein en de werkvoorraad van het terrestrisch werk zo groot, dat men dat beetje fotogrammetrisch werk nauwelijks zag of miste. 3.3.2. Werkvermindering. In het begin van de jaren '60 vond er een snelle uitbreiding van de fotogrammetrische capaciteit plaats. De vraag en de daarop volgende produk tie steeg zo snel dat bijna alle grondkaarten als niet naverkende, z.g. voorlopige bladen de deur uitgingen. Het waren vaak slechte kopieën van in potlood getekende bladen, in een kwaliteit waarvoor een rechtgeaarde kartograaf zich te recht schaamde. Ter wille van de tijd nam de opdrachtgever er maar genoegen mee. Het motto wasbeter een voorlopige kaart dan helemaal geen kaart". Het nalaten van de afwerking van de bladen betekende een duidelijke werkvermindering voor de tekenafdeling, afgedwongen door de snelheid die de opdrachtgever vroeg. Naast déze werkvermindering kwam er nog een ge weldig omvangrijke teruggang tot stand door automatisering van het tekenwerk van niet- fotogrammetrische herkomst. Tussen '60 en '70 werd het opzetten van bladen geautomatiseerd, evenals het kaarteren in vele varianten van assen en grenzen. Ook verdween het handwerk voor profiel- en perspectiefteke ningen en positiepatronen. 3.3.3. Werkverschraling. Veel tekenwerk wordt weggeautomatiseerd maar in vele gevallen blijft er nog wat franjewerk voor de tekenaar over. Het komt bijna niet meer voor dat een kartograaf nog zelf een kaart con strueert en afwerkt. Het franjewerk vereist geen speciale tekenvaardigheid meer en zo komt de noodzaak van de opleiding in het gedrang. In steeds sneller tempo wordt nu ook het terrein- werk in ponsband aangeboden en geheel of ge deeltelijk automatisch verwerkt. De kartograaf mag deze, overwegend kleine, kaarteringen dan nog inpassen in de bestaande. Tussen '70 en '73 ontstond er zo'n sterke ver- 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 15