aankopen van niet-agrariërs spelen zich vooral
af rond stedelijke agglomeraties en landschap
pelijk erg mooie gebieden, waar de grondprijzen
zich al vele jaren op het uitzonderlijk hoge
niveau bewegen, dat thans landelijk is bereikt.
Dit zijn echter te lokaliseren haarden, die men
niet de hoofdschuld kan geven van het lande
lijke grondprijsniveau. De aankoop van land
bouwgronden door de overheid beweegt zich
momenteel op een betrekkelijk laag niveau. Als
men de Stichting Beheer Landbouwgronden
(SBL) daarbij rekent, dan moet geconstateerd
worden dat de SBL de laatste jaren ongeveer
evenveel afstoot als aankoopt. De ambitieuze
plannen ten aanzien van reservaatsvorming
hebben zich nog niet vertaald in een grotere
effectief uitgeoefende vraag op de grondmarkt.
Volgens dr. Otto ligt de kern van de oorzaken
van de grondprijsstijging dan ook niet in de
eerste plaats bij de pony- of campinghouders of
bij de overheid, maar vooral ook binnen de land
bouw zelf.
De gevolgen van de grondprijsstijging zijn drie
ledig:
moeilijkheden bij bedrijfsvergroting;
het pachtsysteem komt verder onder druk te
staan;
de overname van ouderlijke bedrijven wordt
steeds moeilijker.
Het beleid kan op de grondprijsontwikkeling
reageren door aanbodverruiming of vraagbeper-
king. Aanbodverruiming kan geschieden door
middel van hervatting van de uitgifte van grond
in de IJsselmeerpolders en een verbeterde rege
ling voor beëindiging op termijn voor oudere
agrariërs zonder opvolger. Hierbij tekent de heer
Otto aan dat deze alleen zal werken als de
grondprijsstijging tot staan komt.
Aangezien de mogelijkheden tot aanbodverrui
ming beperkt zijn zal het heil derhalve in eerste
instantie moeten komen van de vraagbeper-
king. In dit kader zijn velerlei systemen van
landbouwkundige toetsing in discussie. Welke
weg men hier ook kiest, men moet niet denken
dat het woord „landbouwkundige toetsing"
toverkracht bezit. Of landbouwkundige toetsing
werkt, hangt af van het feit of men het eens
wordt over concrete criteria, die tot een wezen
lijke beperking van de taak leiden. Maar dan zal
er pijn geleden worden. Maar zelfs als dit beleid
slaagt, dèn nog zullen we jaren met een te hoog
prijsniveau moeten leven. Het zal nauwelijks
mogelijk zijn abrupt en drastisch de huidige prij
zen af te bouwen.
Landinrichting
Hangt het grondbeleid samen met gebrek aan
grond, het landinrichtingsbeleid vloeit voort uit
16
gebreken aan de grond die bij gebrek aan grond
extra nadelig zijn. De gebreken in de externe
produktie-omstandigheden vormen een be
lemmering voor de ontwikkeling van de land
bouwbedrijven, ze beperken de concurrentie
kracht en gaan bovendien vaak gepaard met
slechte werkomstandigheden en grote tijdverlie
zen. Voldoende voortgang in de uitvoering van
landinrichtingsprojecten, ruilverkavelingen en
andere cultuurtechnische werken is daarom een
belangrijk onderdeel van het landbouwbeleid.
Wat betreft de waterhuishouding, merkte de
heer Otto op, dat de vraag of het Grevelingen-
meer zoet of zout gaat worden, voor de land
bouw daar van grote betekenis kan zijn. Deze
beslissing zal tegen 1985 genomen worden zo
dra de voltooiing van de compartimentering van
het Oosterscheldebekken in zicht is. Het initia
tief van de Zuidelijke Landbouw Maatschappij
om vanwege het Landbouwschap hiervoor een
studiecommissie in te stellen, lijkt hem derhalve
bijzonder belangrijk.
Bij de landinrichting doen zich momenteel twee
moeilijkheden voor. In''de eerste plaats blijkt,
dat in verschillende landelijke gebieden naast de
landbouw ook andere functies van het gebied
invloed hebben op het inrichtingsbeleid, zoals
de uitbreiding van woonkernen, het verkeer, de
recreatie en de natuur- en landschapsbescher
ming. Het huidige instrument van de Ruilverka-
velingswet 1954 zal hiertoe dan ook moeten
worden uitgebouwd tot een Landinrichtingswet
omdat de primaire agrarische doelstelling van
de Ruilverkavelingswet niet altijd voldoende
recht kan doen aan andere functies, die de be
treffende gebieden soms ook moeten vervullen.
Een andere moeilijkheid bij de landinrichting
wordt veroorzaakt door het spanningsveld tus
sen landbouw en natuur- en landschapsbe
houd. Als gevolg hiervan ontstaan juist in gebie
den die urgent aan verbetering toe zijn grote
vertragingen in de besluitvorming over plannen,
die dan bovendien voor de landbouw moeilijk
verteerbaar zijn.
Relatie landbouw en natuur- en landschaps
behoud
In het deel van zijn rede dat de directeur-gene
raal wijdde aan het gebrek aan vrijheid om met
de grond naar willekeur te handelen, herinnerde
hij eraan dat in de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning ondermeer staat
dat gemeenteraden bestemmingsplannen
moeten vaststellen;
dat daarbij zonodig voorschriften gegeven
kunnen worden omtrent het gebruik van de
grond en de opstallen;
dat deze voorschriften slechts om dringende