vervulde vacatures
redenen een beperking van het meest doel
matige grondgebruik mogen inhouden en
géén eisen mogen stellen met betrekking tot
de structuur van agrarische bedrijven.
Op zichzelf klinkt dat voor de landbouw niet
verontrustend. Maar in de vijftien jaar dat deze
wet nu werkt, is maatschappelijk de betekenis
van bijvoorbeeld natuur en landschap zoveel
zwaarder geworden, dat de voor de bestem
mingsplannen politiek verantwoordelijke orga
nen, de gemeenteraden, dit bij hun belangenaf
weging in toenemende mate tot uitdrukking
brengen.
Uit een recent onderzoek van het Landbouw
Economisch Instituut van bestemmingsplannen
in 29 gemeenten met een oppervlakte tezamen
van 130.000 ha bleek, dat voor ongeveer V3 van
deze oppervlakte voor de landbouw meer of
minder beperkende voorschriften waren
gegeven. Hieruit mag men volgens de heer Otto
niet in zijn algemeenheid concluderen dat de
landbouw in ons land planologisch in de tang
genomen is via de werking van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening. Maar een tendens van
een verschuiving in deze richting komt vooral
aan de oppervlakte in gebieden waar bijvoor
beeld waterschapswerken of ruilverkavelingen
in voorbereiding zijn.
Aanvaardbare oplossingen voor de toegenomen
spanningen tussen landbouw en natuur- en
landschapsbehoud konden moeilijk gevonden
worden. De Wet op de Ruimtelijke Ordening en
de Ruilverkavelingswet 1954 zijn als het ware
ingehaald door de maatschappelijke ontwikke
lingen. Behalve dat ook hierom behoefte aan
een Landinrichtingswet ontstond, was het
duidelijk, dat er meer moest gebeuren om de
nagestreefde goede relatie tussen landbouw en
de natuur- en landschapsbescherming in de
praktijk waar te maken. En dat heeft dan geleid
tot de veel besproken Relatienota, waarbij voor
al de zogenaamde voorrangsinventarisatie en de
beheersregelingen de nodige onrust veroorza
ken.
Deze Relatienota brengt echter een grote verbe
tering ten aanzien van de bestaande, bijzonder
ondoorzichtige situatie. In wezen berust de
Relatienota op de erkenning:
dat het landschap niet kan blijven bestaan
zonder boeren en zonder beheer door
boeren;
dat daarom de boeren ook moeten kunnen
blijven bestaan;
dat het landschapsbeheer door boeren niet
wettelijk kan worden afgedwongen.
Deze erkenning is voor de landbouw van grote
betekenis. Dr. Otto voegde hier direct aan toe
dat de landbouw nu niet moet denken dat zij
buiten de beheers- en reservaatgebieden zonder
enige beperking haar gang kan gaan, anders
gaat men dan weer nieuwe weerstanden oproe
pen en nieuwe problemen scheppen.
Voorrangsinventarisatie
De voorrangsinventarisatie is een lijst van gebie
den waar de boeren reeds jaren moeten leven
met de gesignaleerde problemen zonder dat
een oplossing voor handen is. De regering wil
deze gebieden bij voorrang onder de werking
van de Relatienota brengen omdat aan vele
situaties van onzekerheid zo spoedig mogelijk
een eind moet komen. Het betreft ondermeer:
gronden in ruilverkaveling in uitvoering en
andere landinrichtingsprojecten in uitvoe
ring, waarvoor de beslissing tot niet in
richting reeds in het verleden is genomen
(13.000 ha);
gronden in ruilverkaveling in voorbereiding,
waar zonder uitzicht op een bevredigende
vergoedingsregeling gevreesd moet worden,
dat de voorbereiding verder vertraagt (35.000
HA);
gronden liggend in het CRM-aankoopplan,
waarvan het hoognodig is dat het openbaar
wordt en planologisch afgewogen wordt,
opdat men weet wat de toekomstmogelijk
heden zijn (16.000 ha).
Voor mensen die wonen en werken in de betref
fende gebieden met beperkingen en onzeker
heden, die voortvloeien uit het bestaande be
leid, wil de voorrangsinventarisatie duidelijkheid
scheppen en recht op vergoedingen voor opge
legde beperkingen bieden.
De in deze rubriek vermelde functionarissen zijn
benoemd in de vacatures zoals die eerder in perso
neelsadvertenties in Geodesia stonden vermeld.
Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
Benoemd m.i.v. 1 december 1977 tot hoofd van de
subafdeling Kartografie-Kadaster ing. C. Visscher
(vroegere werkgever: Gemeente Heerhugowaard).
Gemeente Zoetermeer
Benoemd m.i.v. 1 januari 1978 tot tekenaar J.
Rodenburg (vroegere werkgever: Fugro-Cesco B.V.).
Gemeente Rheden
Benoemd m.i.v. 1 januari 1978 tot technisch ambte
naar A ing. R. H. Lanting (vroegere werkgever:
Provinciale Planologische Dienst Zuid-Holland).
Gemeente Purmerend
Benoemd m.i.v. 1 januari 1978 tot technisch ambte
naar ing. W. Molenaar.
Gemeente Spijkenisse
Benoemd m.i.v. 1 januari 1978 tot technisch ambte
naar J. J. van de Rovaart (vroegere werkgever:
Gemeente Rotterdam).
17