tisch kleiner worden van het bereik andere oplossingen gevonden moeten worden. 2. Een verlichting volgens het principe van Kohier bereikt men bij benadering door toe passing van een matglazen plaatje. Het resul taat is echter niet zo goed homogeen als bij de juiste verlichting volgens het principe van Kohier. Bovendien wordt het bereik kleiner. Niettemin kan deze oplossing in de praktijk toegepast worden. 3. Nog een mogelijkheid tot menging van licht stralen ontstaat door het inschakelen van een staaf van lichtdoorlatend materiaal (b.v. één enkele glasvezel), omdat door inwendige reflectie aan de zijden een zekere menging plaatsvindt. Op dergelijke wijze werkt ook de resonantieruimte van een laserdiode. Het centrale gedeelte van de zendbundel wordt echter niet beïnvloed. Het resultaat is daar door onvoldoende homogeen. Pogingen om het intreevlak een helling of de vorm van een lens te geven hebben niet de noodzakelijke verbetering aangebracht. 4. Daarom werd naar middelen gezocht om door middel van bewegende optische delen (b.v. draaiende glasvezelstaafjes) de bundel in een zeer korte tijdseenheid over zijn gehele breedte het in verhouding kleine reflector prisma te laten bestrijken. Hoeveel moeite de producenten gedaan heb ben om deze moeilijkheid te overwinnen blijkt wel uit de patenten, die vermeld wor den in de lijst van geraadpleegde literatuur. Welke uitwerking heeft nu een ondanks opti sche maatregelen nog aanwezige faseongelijk heid? 1. Indien verschillend gericht wordt op een re flector op grote afstand ontstaan verschillen, die bij goede instrumenten tussen de 1 en 2 cm liggen. Bij enkele merken komen ook af wijkingen voor tot in het decimeter bereik. 2. Omdat lijnen van gelijke fase geen plat vlak, maar bij benadering een paraboloïde vor men, wordt bij een afbuiging van de stralen bundel, b.v. door ondulatie, geen gemiddel de maar een naar één zijde vervalste waarde aangegeven. 3. Bij de grote reikwijdte van een kilometer ont staat in de regel eeri van de afstand afhanke lijke, bijna lineaire, afstandfout, omdat met één prisma bij de afstand nul het hele licht- vlak gebruikt wordt en bij de afstand van een kilometer slechts ongeveer een derde van het lichtvlak. Hetzelfde verschijnsel neemt men waar als prisma's van verschillende grootte op dezelfde afstand gebruikt wor den. mcyci 2 mm Bij de Zeiss Eldi 2 is door het gebruik van gese lecteerde zenddioden en extra optische maatre gelen deze fout tot een maximum van 5 mm beperkt, in doorsnee minder dan 3 mm. In de praktijk heeft dit tot gevolg, dat de optelcon- stante afhankelijk van afstand en reflectordia meter maximaal 5 mm fout kan zijn. Daarom wordt tegenwoordig bij ieder instrument een ijk- tabel gevoegd, teneinde de „optelvariabele", die afhankelijk is van de afstand en grootte van de reflector, als correctie te kunnen aanbren gen. Deze fout speelt echter praktisch geen rol bij metingen, waarbij centimeternauwkeurigheid vereist wordt. Voor de gebruiker is het zeer be langrijk, dat hij zowel optisch als elektronisch (maximum signaal) zuiver op de reflector richt. Als men ervan uitgaat, dat de systematische fouten lineair verdeeld zijn, geeft de som van deze fouten de volgende totale fout: 1. Nauwkeurigheid van de fa semeting „interne" nau- keurigheid mij =2 mm 2. Cyclische fout (amplitude 3 mm) 3. Fout in de optelconstante, veroorzaakt door de fase ongelijkheid van de zender (maximaal 5 mm) mc =3 mm Totale fout md =4 mm Daarbij komt nog een schaalfout van maximaal 2.10r6d. 2. Nadere gegevens over het bereik Het bereik van een elektro-optische afstandme ter is afhankelijk van de: energiedichtheid van de zender; gevoeligheid van de ontvanger; opening van het zend- en ontvangobjectief; grootte van de reflector; atmosferische omstandigheden. Vereenvoudigd gesteld kan men het aantal tri pelprisma's, dat voor de meting van een afstand d nodig is, als volgt berekenen y a.d2. ebd. In deze formule is: y: aantal tripelprisma's, aeen instrumentconstante afhankelijk van energiedichtheid, gevoeligheid van de ont vanger, diameter van het objectief uitge drukt in krm2, b: afzwakkingsfactor van de atmosfeer af hankelijk van absorptie, strooiïng, verzwak king door ondulatie en turbulentie uitge drukt in km-1. Door het vaststellen van het maximale bereik bij achtereenvolgens 1, 3, 7 en 19 prisma's kunnen 135

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 13