Westelijke afwijking van hel magnetisch noorden t.o.v. het kaartnoorden voor het midden van het blad op januari 1967. Jaarlijkse verandering: 4' naar het oosten. Fig. 6a. De hoek tussen het kaartnoorden van de Civiele uitgave en het magnetisch noorden. Fig. 6b. De hoek tussen het kaartnoorden fGN) van de UTM-uitgave en het magne tisch noorden. Onder het dia gram staat tevens de meri diaanconvergentie vermeld; dit is de hoek tussen het kaart noorden en het astronomisch noorden IVi gr. b'A' 120 DUIZENDSTEN (MILS) ZONE 31 KM-HOEK OP 1-1-1967 VOOR HET MIDDEN VAN HET BLAD: VOOR ZONE 31: 7>/6 gr.= 6^* 120 DUIZENDSTEN JAARLIJKSE VERANDERING 0.07 gr.- 4' - 1 DUIZENDSTE NAAR HET OOSTEN Meridiaanconvergentie voor het midden van het blad: 1.78 gr.- I 36 - 28'/j duizendsten b. in een rechthoekig ruitennet op graveerfolie met ruitlijnen om de twee cm, worden van het betreffende blad de berekende UTM- coördinaten van de hoekpunten t.o.v. het dichtstbijzijnde ruitpunt uitgezet. We verbin den nu de vier uitgezette hoekpunten met el kaar en dekken de buiten deze vierhoek voorkomende ruitlijnen af. Wat overblijft is het UTM-ruitennet (negatief B) van het be treffende kaartblad (zie fig. 5a). Combineren we de negatieven A en B, dan ont staat de UTM-kaart in stereografische projec tie, met het UTM-ruitennet en de geografische verdeling, gebaseerd op de vereffening van het Centraal Europeesche net op de Internationale ellipsoïde. Om van deze combinatie een complete kaart te maken (zie fig. 5c) wordt hij nog aangevuld met 0.a. 1. de becijfering van de ruitlijnen volgens het eerder genoemde systeem (zie fig. 5b); 2. de vermelding van de geografische waarden, om de 5', langs het kader; 3. de geografische waarden van de bladhoek punten in 0,1". De geografische breedte wordt beschreven met de letter N van North ing en de geografische lengte met de E van Easting; 4. een tekening die het verband laat zien tussen het kaartnoorden GN (gridnorth), het mag netisch noorden en het astronomisch of ware noorden. Bovendien wordt de grootte van de hoek tussen het ware noorden en het kaartnoorden en die tussen het magnetisch noorden en het kaartnoorden vermeld (zie fig. 6b); 5. een schaalstok van 6000 yards en één van drie miles op schaal 1 50.000; 6. het eerder genoemde voorbeeld van het UTM-referentie systeem (zie fig. 3a en b); 7. enige informatie die voor zichzelf spreekt en de gegevens die op beide kaarten hetzelfde zijn. 192 Van deze UTM-combinatie wordt de geografi sche verdeling op de ellipsoïde van Bessel weg- geschrapt omdat we op de gedrukte UTM-kaart alleen de geografische verdeling op de Interna tionale ellipsoïde willen hebben. Eveneens wordt om een soortgelijke reden de geografi sche verdeling op de Internationale ellipsoïde, van de combinatie t.b.v. de Civiele uitgave, weggeschrapt. Opgemerkt moet nog worden, dat op Neder landse kaartbladen waarop de zonegrens ligt, westelijk daarvan het ruitennet van zone 31 U staat en oostelijk daarvan het ruitennet van zone 32 U. Met behulp van streepjes die tegen het buitenkader staan kan het gewenste ruiten net aangevuld worden. Deze streepjes worden met kleinere cijfers beschreven, zwart voor zone 31 U en blauw voor zone 32 U Op de kaartbladen die vlakbij de zonegrens lig gen wordt, ook door middel van streepjes met blauwe becijfering, het ruitennet van de andere zone gegeven. Slot Samenvattend kunnen we zeggen dat de Civiele uitgave gebaseerd is op de stereografische pro jectie van het op de ellipsoïde van Bessel gepro jecteerde hoofddriehoeksnet. De Civiele kaart is voorzien van de hierbij horende geografische verdeling en van het RD-net. De UTM-uitgave is eveneens in stereografische projectie, deze is echter voorzien van de geo grafische verdeling die ontleend kan worden aan de projectie van het Centraal Europeesche net op de Internationale ellipsoïde. Het op de UTM-kaart voorkomende ruitennet is volgens het mondiale UTM-systeem.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 18