In memoriam Edo Schrikkema
Bij het verlaten
van het cremato
rium te Dieren,
waarheen een
kleine groep fami
lieleden en naaste
kennissen Edo
Schrikkema had
begeleid op zijn
allerlaatste reis,
spoelden uit de
luidsprekers de
tonen van het lied
"Old soldiers never die, they just fade away".
Plotseling realiseerde ik me toen hoe toepasse
lijk dit lied was, niet alleen met betrekking tot
Schrikkema, maar tevens voor de groep van land
meetkundigen waarvan hij een uitgesproken ex
ponent was.
Het waren inderdaad soldaten gewikkeld in een
vreedzame maar niet minder harde strijd, die
waarschijnlijk begon als een simpele strijd om
het bestaan in een periode van grote werkloos
heid, maar die uitgroeide tot een strijd om er
kenning van verdiensten en prestaties op een
werkterrein dat maatschappelijk nauwelijks enige
status had.
In de dertiger jaren immers werd landmeetkunde
officieel bedreven door de landmeters van het
Kadaster, die het niveau van hun functie meer
aan de administratief-juridische facetten van hun
beroep ontleenden dan aan de landmeettechni-
sche. Daarnaast kwam het vak landmeten voor in
het studieprogramma van de civiel-ingenieurs en
van waterbouwkundigen op lager niveau. In de
praktijk betekende dit dat landmeetkundig werk
bij de uitvoering van technische werken wèl werd
uitgevoerd, doch in wezen als een noodzakelijke
bijkomstigheid werd beschouwd. Voor de carriè
re van deze technici speelde het vak geen enkele
rol.
De oprichting van het particulier landmeetkundig
bureau van prof. Schermerhorn gaf de aanzet tot
het doorbreken van deze situatie. De Meetkun
dige Dienst van de Rijkswaterstaat en soort
gelijke diensten bij provincies en gemeenten
hebben hierin hun voorganger gehad. De hieraan
verbonden maatschappelijke ontwikkeling zou
echter nooit zijn gelukt, wanneer niet een aantal
toegewijde en ijverige pioniers, zonder steun van
een officieel erkende opleiding, hadden aange
toond dat specialisten op landmeetkundig gebied
op elk niveau hun plaats in het bestel kunnen
innemen en dienovereenkomstig erkenning ver
dienen.
Het is hier niet de plaats om deze ontwikkeling
verder uit de doeken te doen, wèl voel ik er
behoefte aan om, naar aanleiding van het over
lijden van Schrikkema, nog eens vast te leggen
dat hij, met de groep waartoe hij behoorde, een
maatschappelijk monument heeft opgericht,
waarvan de huidige beschouwer zich moeilijk
realiseert welke inspanning het bouwen heeft
gekost.
Een klein stukje van de bouwgeschiedenis wil ik
graag aan de vergetelheid onttrekken omdat
Schrikkema daarin, wellicht zonder het zich be
wust te zijn geweest, een belangrijke rol heeft
gespeeld. In het begin van de vijftiger jaren had
ik, als hoofd van de Meetkundige Dienst, een
aantal voorstellen voor positieverbetering van
landmeetkundig ambtenaren gedaan die, over
eenkomstig de toen gangbare methode, door
taakwaarderingscommissies werden beoordeeld.
Ik herinner mij dat de verdediging van deze voor
stellen in de commissie niet overtuigend over
kwam en dat ik, om een negatief resultaat te
vermijden, de commissieleden verzocht op een
viertal plaatsen zich in het veld te gaan over
tuigen van de juistheid van mijn argumenten.
Aldus geschiedde en in de volgende vergadering
werd verslag uitgebracht. Het oordeel van de
commissieleden was in het algemeen gunstig,
maar de doorslag had gegeven het bezoek bij
Schrikkema, dat toevallig het laatste van de vier
was geweest. Hij was toen bezig met het ver
kennen en meten van een grondslag nabij één van
de grote rivieren en had, om duidelijk te maken
wat daar allemaal aan vast zat, een gedocu
menteerd betoog ten beste gegeven over de
problemen van de verzekering van zijn vaste
punten. Daarbij kwamen o.m. de historie van de
veranderingen in het rivierbed, de geschiedenis
van het driehoeksnet van de rivierkaart, de
bodem kaart van Staring en nog een aantal soort
gelijke onderwerpen ter sprake. Kortom, het was
een verhaal dat op de commissieleden een
zodanige indruk had gemaakt dat mijn voorstel
len zonder meer werden aanvaard en waarbij de
rapportering reeds de basis gaf voor het doen van
verdergaande stappen in een later stadium.
De eigenschappen van de mens Schrikkema, zijn
brede en diepgaande belangstelling voor vele
dingen waarmee hij in aanraking kwam, de gron
digheid waarmee hij daar in dook en de syste
matische wijze waarop hij één en ander vast
legde, gevoegd bij zijn gaven om in woord en
geschrift anderen van zijn ideeën deelgenoot te
maken, vormden de grondslag voor zijn voortref
felijke presentatie. Juist daardoor kon hij, zoals
het voorgaande illustreert, zo'n belangrijke bij
drage leveren tot de erkenning van het vak in al
zijn geledingen. Een erkenning die, zo vlug went
men nu eenmaal aan goede dingen, door de hui
dige generatie als een normale verworvenheid
wordt beschouwd.
De "old soldier" Schrikkema is heengegaan, ver-
scheidenen zijn hem op deze weg voorgegaan en
anderen zullen hem neg volgen. Hij was de
primus inter paris van de strijdmakkers die
gezamenlijk hebben bevochten, waarvan nu zeer
velen de vruchten kunnen plukken.
De herinnering aan de "old soldiers" zal onge
twijfeld in de loop van de tijd vervagen, hun werk
blijft echter voortbestaan en zal worden voort
gezet. Schrikkema heeft verdiend dat de sluier
van de tijd even wordt opzijgeschoven om het
volle licht op hem te laten schijnen. Voor zijn
familie en zijn "strijdmakkers" zal het "fade
away" nog lang uitblijven.
A. J. van der Weele.
193