Uit de inhoud stip ik aan: de aanleiding tot het onderzoek en de struc tuur van het rapport; de methode van materiaalverzameling; de kennis van het huidige abintestaat erf recht; de bezwaren; het oordeel over het huidige abintestaat erf recht en het opmaken van een testament; de alternatieven voor een nieuw verdelings mechanisme in het erfrecht bij versterf: iemand overlijdt met achterlating van echt genoot en kinderen (1e meting); een consequentie van het „langstlevende al": het op drift raken van het huwelijksver mogen (2e meting); een consequentie van deze regelingen: de kinderen kunnen geen goederen erven voor dat beide ouders overleden zijn; gedwongen verkoop van goederen en het tijdstip van opeisbaarheid van de uitkering; samenvatting van de resultaten van het onderzoek. De opvattingen omtrent een zowel ten opzichte van de echtgenoot als ten opzichte van de kinderen rechtvaardig erfrecht lopen ook in het parlement sterk uiteen. En daar moet de beslissing vallen. Maar het abintestaat erfrecht gaat vrijwel elk lid van de bevolking aan. Daarom zou een discrepantie tussen in de wet verwoorde opvattingen en de opvattingen van de bevolking zowel om principiële als om prak tische redenen zeer ongewenst zijn. (vgl. ook bijdragen van mr. M. J. A. van Mourik en mr. P. W. van der Ploeg sr., 10e jg e.v. Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambten Registratie). In het onderzoek gaat het om de twee hoofd vragen: de wenselijkheid van een wijziging van de bestaande regeling en de materiële inhoud van die eventueel gewenste) wijziging. De te selecteren personen, die men naar hun mening vroeg, zijn representatief voor de gehele bevol king. Gestructureerde vragenlijsten moesten daarbij de basis vormen. De vragenlijst, die in de publikatie als bijlage I is opgenomen, is dan ook gericht op de beant woording van de twee hoofdvragen. Aan de oorspronkelijke steekproef zou worden deel genomen door 1496 personen, van welke 199 weigerden mee te werken. Door andere oor zaken bleven tenslotte 1084 personen over, wat overeenkomt met een respons van 72.5%. De interviews en het overnemen op ponskaarten werden verricht door de Stichting voor Re search en Marketing te Heerlen. Het bleek dat bijna een kwart van de bevolking goed op de hoogte was van de verdeling van nalatenschappen onder het bestaande erfrecht bij versterf. Mannen bleken geen betere kennis te hebben van het verdelingsmechanisme van het erfrecht bij versterf dan vrouwen. Jongeren blijken echter wel minder goed op de hoogte dan ouderen. Personen uit de hogere milieus bleken meer bezwaren te hebben dan personen uit de lagere milieus. 54.9% vonden de positie van de langstlevende echtgenoot te zwak, 6.2% de positie van de kinderen. Met de te zwakke positie van de langstlevende echtgenoot blijkt dus veruit het belangrijkste bezwaar tegen het huidige abinte staat erfrecht te zijn aangeduid. Van de ondervraagde personen had iets meer dan 10% een testament opgemaakt. Als reden werd meestal opgegeven, dat op deze wijze bepaalde personen bepaalde vermogensbe standdelen kunnen erven. Een vijfde deel van deze groep was het er om begonnen zowel de positie van de echtgenoot als die van de kinde ren beter vast te leggen, nog een vijfde deel deed het ter versteviging van de positie van de langstlevende echtgenoot. Uiteindelijk betrof het hier echter slechts 4 a 5% van alle onder vraagden. Het op stapel staande wetsontwerp heeft als een belangrijke doelstelling, te komen tot een versteviging van de (zwakke) positie van de langstlevende echtgenoot ten koste van de (sterke) positie van de achterblijvende kinde ren. Gevraagd werd de voorkeur uit te spreken voor èén van de volgende vier alternatieven. (Opzet telijk beperkt tot vier, om de keus niet al te gecompliceerd te maken). De formulering van deze alternatieven ge schiedde in nauw overleg met de Stafafdeling Wetgeving Nieuw Burgerlijk Wetboek van het Ministerie. a. Verdeling nalatenschap volgens het huidige recht, dus gelijkelijk verdeeld over de langstlevende echtgenoot en elk der kinde ren. b. Uit de nalatenschap in de eerste plaats geven aan de langstlevende echtgenoot, wat hij of zij voor zijn of haar verzorging nodig zal hebben. Restant gelijkelijk verdelen onder de kinderen. c. Als b., maar met betrekking tot eventueel overschot hebben de kinderen geen recht op goederen, maar op uitkering in geld. d. De gehele nalatenschap komt toe aan de langstlevende echtgenoot. Alle rechten aan de kinderen worden dus onthouden, zolang er nog één echtgenoot in leven is. 239

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 21