Vakcursus voor Technisch Ambtenaar van het
Kadaster
EXAMEN 1977
Landmeten II Tijd: 2 uur
1. In de lichtbundel van een neon-heliumlaser
(a) is een pentagoonprisma (b) geplaatst, zoda
nig dat de lichtbundel 90° van richting wordt
veranderd. Door het prisma te roteren om een
mechanische as (c), die bij benadering samen
valt met de richting van de invallende lichtbun
del, beschrijft de uit het prisma tredende licht
bundel een vlak loodrecht op de richting van de
invallende bundel. Dit instrument kan worden
geplaatst op een stelschroevenblok (d), voorzien
van een niet regelbaar doosniveau (e) en is
draaibaar om een as (f), zoals schematisch is
aangegeven in de figuur. Het instrument is
voorts voorzien van een buisniveau (g) met ver
ticaal geplaatste correctieschroefjes (h) en een
kipschroef (i) voor het inspelen van de bel van
het buisniveau. Het instrument kan worden ge
bruikt voor het stellen van verticale wanden.
a.
c.
Definieer een regelirigseis waaraan moet
worden voldaan om te bereiken dat met een
dergelijk instrument een verticaal vlak kan
worden aangegeven.
Waarom is het instrument, behalve van een
buisniveau, tevens voorzien van een doos
niveau en vindt u het juist dat dit doosniveau
niet regelbaar is? Motiveer uw antwoord en
betrek hierbij eventueel ook uw antwoord op
opgave 1a.
Beschrijf beknopt een zo eenvoudig moge
lijke methode om het instrument zodanig te
regelen dat, na inspelen van de bel van beide
niveau's, door de uittredende lichtbundel
een verticaal vlak wordt beschreven en geef
bovendien aan op welke wijze kan worden
geconstateerd dat dit inderdaad een plat vlak
is.
Ga hierbij bijvoorbeeld uit van een proefop
stelling waarbij de uittredende lichtbundel
kan worden geprojecteerd en aangetekend
op een verticale vlakke wand, die bij benade
ring loodrecht staat op het door het instru
ment beschreven vlak.
2. Welke voor- en nadelen kunnen verbonden
zijn aan een zelfregistrerend afleessysteem
3. In welke situaties en met welke nauwkeurig
heid zijn de volgende instrumenten inzetbaar:
aneroïde-barometer;
gyrotheodoliet;
ruiterniveau;
buisboussole?
4. Welke instrumentele fouten van een theodo
liet kunnen worden geëlimineerd wanneer hori
zontale en verticale hoeken in beide kijkerstan
den worden gemeten
5. In een fabriekshal moeten ten behoeve van
de opstelling van een machine over een lengte
van ca. 100 meter de hoogteverschillen worden
bepaald tussen punten op een onderlinge af
stand van 5 tot 10 meter. De opdrachtgever eist
dat de absolute waarde van de afwijking van het
werkelijke hoogteverschil tussen twee opvol
gende punten niet meer zal bedragen dan 0.1
mm. De onderlinge hoogteverschillen zijn niet
groter dan 5 cm.
a. Met welk instrumentarium zou u deze op
dracht willen uitvoeren
b. Beschrijf de meetmethode summier en geef
aan op welke wijze u controleert of met vol
doende zekerheid aan de gestelde eis is vol
daan.
6. Bij revisiewerkzaamheden aan een richtkijker
is het snijpunt van de kruisdraden verplaatst
naar een punt buiten de optische as. Geef hier
op uw commentaar.
Waarnemingsrekening
C
Tijd: 2 uur
Op de stations A, B en C zijn met eenzelfde
theodoliet metingen uitgevoerd. Op A is geme
ten volgens de methode van Schreiber met een
herhalingsgetal n0 8, voor de enkele hoek
metingen. Op B is gemeten volgens de methode
241