meteen referentierichting met n 12 als herha lingsgetal voor de enkele hoekmetingen. Op C is gemeten volgens de methode van Bessel in 8 series. Als schatting van de variantiefactor o2 wordt ge vonden op A, sj( 3.0; op B, sl 2.8; op C, sl 3.8. 1. Toon aan dat s%, sl en sl schattingen kun nen zijn van o2 2.0. 2. Uit de stationsvereffeningen volgt: op A: 1 0,0000.0 2 69,9541.7 3 240,7182.3 op B0 0,0000.0 1 300,4821.9 2 335,1435.3 op C1 0,0000.0 2 95,3843.1 a. Bereken de grootte van de sluitterm t van de voorwaarde in de vlakke driehoek ABC. b. Bereken de variantie van t. c. Hoe groot is de midwaarde van de sto chastische grootheid t? d. Geef de waarschijnlijkheidsfunctie van t. e. Welke waarde s2 volgt, als schatting voor o2, uit de grootte van de sluitterm t f. Is de gevonden waarde voor t aanvaard baar? Licht uw antwoord toe. 3. a. Bereken de vereffende hoeken A, B en C. b. Bereken s2 (schatting van de variantie factor o2) uit de correcties vA, vB en vc van de in de vereffening ingevoerde gemeten hoeken A, B en C. c. Bereken de varianties van A, B en C. Puntsbepaling Tijd: 2 uur 1Bij de verkenning c.q. de berekening van een Snelliuspunt wordt de standaardellips bere kend. Aan welke voorwaarden moet de stan daardellips voldoen? 2. Wat is het verschil tussen de vereffenings methoden 1 en 2 voor een veelhoek? Maak bij uw antwoord gebruik van een schets van de sluittermen. 3. In een gesloten veelhoek met 8 zijden be draagt de hoeksluitfout 150 dmgr. De stan daardafwijking in de gemiddelde richting na de stationsvereffening bedraagt 20 dmgr. De gemiddelde centreerfout wordt geschat op 0,5 cm. De zijden van de veelhoek zijn alle in de orde van grootte van 400 m. a. Toets de hoeksluitfout met a= 5%. b. Wat is de grenswaarde van de sluitterm bij een onderscheidingsvermogen van /3 80% Maak bij de beantwoording gebruik van de nomogrammen Kadaster no. 70, 95 en 97. 4. Geef een definitie van de begrippen A d en A D, waaruit het verschil tussen beide be grippen blijkt. Hoe verklaart u de formule (ds)2 m (d,)2 2 A d)2, waarmee de schaal van een kaart op verantwoorde wijze wordt gekozen 5. Noem de klassieke aansluitingsmethoden die u kent. Geef een korte toelichting op elke methode. Waarom wordt het gebruik van aansluitingsmethoden zoveel mogelijk ver meden? 6. Wat zijn de voordelen van kringnetten t.o.v. klassieke veelhoeksnetten? 7. Geef een omschrijving van de begrippen schrankingsbasis; vervangingsmatrix; criteriummatrix. Geodetische astronomie en boldriehoeks- meting Tijd: 2 uur 1. Twee schepen varen van A X 110°, V 60°), naar B X 20°, V 60°). Schip 1 vaart via'de kortste weg, schip 2 vaart via de parallelcirkel. Hoeveel kilometer vaart schip 2 meer dan schip 1 Neem daarbij aan dat de straal van de aarde R 6366 km. 2. a. Aan welke veranderingen zijn astronomi sche coördinaten onderhevig b. Ga nader in op de luni-solaire precessie. 3. Behandel de gelijktijdige lengte- en breedte bepaling volgens de methode Gauss. 4. Bereken het azimut en de hoogte van een ster S 21 h 23 m 35.4 s, 8 - 10° 15' 15") voor de plaats A X 23 m 45.7 s, <P 52° 12' 47") op maandag 3 ok tober 1977 20 h MET. Maak daarbij gebruik van de tabel uit de HTW op blz. 71 GESLAAGD Examen Landmeetkundig Ambtenaar A van het Kadaster 1978. J. Bruinsma, J. W. Bouwhuis, W. T. ter Beek, W. Bunt, H. Flaman, L. K. Gangelhof, M. H. M. Clerx, A. H. de Groot, F. v.d. Gaag, F. C. van Jole, A. H. Hoekstra, W. G. Kamphorst, A. Hommels, J. Kuyntjes, W. T. de Jong, H. de Pagter, F. A. C. Koopman, J. v. Pijpen, J. H. C. M. Leenheers, A. H. Schaart, J. W. Minnaar, O. S. Renema, C. B. J. Nieuwenhuis, J. A. M. Rens, H. W. Sleyster, J. M. M. Stelmach, W. Thie, J. W. H. Tonen, C. L. C. M. Toussaint, mej. S. D. W. Veenstra, G. J. Veurink, H. de Vries, L. de Wit, C. C. H. Wijnen, H. Zitter. 242

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 24