Het dupliceren van gravures
Repro(w)aardigheden (2)
(bijpraten en nieuwe technieken)
Bij vele diensten en bedrijven heeft het tekenen
met pen en inkt plaats moeten maken voor het
graveren. Aanvankelijk legden de fabrikanten
van teken- en graveermaterialen zich toe op
graveerlagen die met een vloeistof waren op te
lossen: Als de tekenaar zijn tekening, of liever
gravure, gereed had, waste hij hem in met een
inkt- of verfsoort die zich hechtte aan de vrij
gekomen drager. Dan loste hij de resterende
delen van de graveerlaag op, en hield als eind
resultaat een positieve calque over: een trans
parante ondergrond met zwarte inkt- of verf-
lijnen. Dit graveerproeédé staat bekend als het
zgpositieve procédé.
Jammer is dat deze graveerlagen altijd (zacht)
glanzend zijn. Men kan niet eerst een tekening
in potlood aanbrengen. Ook schijnt het moei
lijk te zijn ze op polyester dragers aan te bren
gen.
Geholpen door de toegenomen mogelijkheden
van de reprografie, zijn het de zg. negatieve
graveerlagen die tegenwoordig vrij algemeen in
gebruik zijn. Ze zijn er in vele variaties: zeer
transparante, minder transparante, al of niet
met een witte tekenlaag over de graveerlaag,
zeer zachte voor computer-gestuurde teken
machines, lagen die zelf weer „bedekt" zijn
met een lichtgevoelige laag.
Bij deze graveerlagen verkrijgt men het positie
ve beeld steeds door na het graveren het beeld
te kopiëren op lichtgevoelige films.
De mogelijkheden van de reprografie werden
steeds méér uitgebuit. Men plakte letters en
symbolen op de gravures en vervaardigde van
de daardoor verkregen combinatie negatief/
positief (graveerlijnen/letters) in één handeling
een positieve film met lijnen en letters in zwart,
(zie Geodesia 1969, 11e jaargang nr. 7/8: „Een
sensationele vorm vari kaartreproduktie").
Het is al weer een flink aantal jaren geleden dat
het scala van mogelijkheden werd uitgebreid
met een graveerfilm, waarbij over de graveer
laag weer een lichtgevoelige omkeerlaag werd
aangebracht. In Geodesia 1973, 15e jaargang
nr. 3 staat omschreven op welke wijze men,
door gebruik te maken van deze lichtgevoelige
graveerfilm, een oude kaart(gravure) kan dupli
ceren en tegelijk bijwerken.
Op blz. 48 van dat Geodesia-nummer kunt u uit
de figuren 14 t.m. 22 de volgende handelingen
aflezen (De figuren ziet u hierbij nog eens afge
drukt):
fig. 14: belichten van de gevoelige laag dóór
de oude gravure heen;
fig. 15: het oude beeld, zwart ontwikkeld in
de nieuwe laag;
fig. 16: aanduiding van de vervallen, niet
meer juiste, figuratie en de in potlood bij
getekende nieuwe figuratie;
fig. 17: de vervallen figuratie afgedekt met
asfaltlak, de nieuwe figuratie gegraveerd;
(Kunt u het nog volgen?)
fig. 18: de oude, zwart ontwikkelde figuratie
in het omkeerbad opgelost, de graveerlaag
wordt zichtbaar. (De met asfaltlak bedekte
lijnen worden in het omkeerbad niet aange
tast);
fig. 19: de oude figuratie in de graveerlaag
geëtst;
fig. 20: de asfaltlak met benzine verwijderd;
fig. 21: de resterende gevoelige laag zwart
ontwikkeld;
fig. 22: de zwart ontwikkelde laag in het
omkeerbad opgelost.
Thans kan worden overgegaan tot de vervaar
diging, op contactfilm, van de positieve film
calque. Welnu, het lijkt een ingewikkeld pro
ces, doch het geeft een aanzienlijke tijdwinst
ten opzichte van het geheel overgraveren van
oude prenten. Doch ergens in het verhaal zit
een „jammer". Het is jammer dat tijdens het
etsen (fig. 19) het etsmiddel de zijkanten van
de lijnen nogal eens aanvreet, waardoor de
lijnen dikker en rafelig worden. We schaafden
nu het procédé als volgt bij:
fig. 17a: de vervallen figuratie wordt opge
lost met bleekwater, de nieuwe figuratie
gegraveerd. Het oplossen met bleekwater
doet men met een penseel, of, bij heel fijne
situatie, met een dungepunte viltstift (een
Japans produkt dat leeg in de handel is en
dat u zelf volzuigt met bleekwater). Na het
oplossen even spoelen met een watje met
water:
fig. 18 t.m. 22 vervallen, en maken plaats
voor een nieuwe figuur;
261