Nieuwe archeologische vondsten in het Midden Oosten (Ook teksten van koopakten enz.) door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het Kadaster In het Midden Oosten en in India bestond reeds duizenden jaren geleden een beschaving, die men niet gauw te hoog aanslaat. Door ijverige naspeuringen, soms ook geheel toevallig, heeft men verbazingwekkende vondsten ge daan, die op deze beschaving licht werpen. Tot de niet geheel toevallige vindplaatsen kan men de afgegraven ruïneheuvels rekenen, de tells, waaronder zich meermalen resten van oude steden bevinden. In het verre verleden gebeurde het vaker dan eens, dat een stad door vijanden werd ver woest, maar dan ook vrijwel totaal. De resten werden in de loop der jaren met zand overdekt. Die laag, vermengd met allerlei andere stoffen, werd heel langzaam aan dikker. Totdat men er bovenop weer een nieuwe stad begon te bou wen, misschien omdat de plaats waar de eerste stond, gunstig lag voor verschillende doel einden. Dat het ongeveer zo geschiedde is duidelijk te zien bij het afgraven. Door de lagen, die boven elkaar bloot komen te liggen, vindt men de verschillende bouwperioden. Die perioden liggen soms duizend jaar en meer van de diepere, oudere laag gescheiden. De teil, waarover ik in dit artikel wil schrijven, ligt in noordelijk Syrië bij het dorp Teil Mar- diech (60 km van Aleppo), waar een deel van het gevondene bewaard wordt. Onder leiding van prof. Paolo Matthiae (een archeoloog ver bonden aan de universiteit van Rome, die vooral in de opgravingen van het Nabije Oosten veel specialistische kennis opdeed) begon men reeds in 1964 met de werkzaamheden in de teil. Deze beslaat een oppervlakte van meer dan 50 ha en heeft een doorsnede van ca. één kilo meter. De stad, die men er later vond, werd geïdentificeerd als Ebla. Zij was eens omgeven dooreen hoge aarden wal van 3 km lengte, 15 m hoog en aan de basis 50 m breed. De vele potscherven en stukken aardewerk die men aan de oppervlakte aantrof, bleken volgens prof. Matthiae tussen 3500 en 4500 jaar oud te zijn. In de teil Mardiech zijn zes lagen te onder zoeken. Van vondsten uit de tijd van 1700 jaar voor het begin van onze jaartelling wist men o.m. door dergelijke opgravingen van het bestaan van Oegarit, het tegenwoordige Ras-esj-sjamra, een havenstad aan de Middellandse Zee tussen Nedri en Megiddo. Deze stad werd sinds 2000 v. C. door Semieten bewoond en had een bloei periode, die viel tussen 1500 en 1200 v. C. (Vgl. Jan P. Lettinga, Oegarit). In Teil Mardiech vond men in 1974 de eerste 42 kleitabletten, die bleken te stammen uit ca. 2200-2400 v. C. In 1975 kwam hier het staats archief (de koninklijke archieven) van de oude stad Ebla te voorschijn. Sommige stukken van het daar gevondene dateert men uit 2600 v. C. De vele duizenden tabletten (tussen 16.000 en 20.000) lagen in rekken opgeborgen in een deel van het door brand verwoeste paleis. De grote en kleine, keihard gebakken stukken zijn aan weerszijden voorzien van teksten in fijn spijker schrift. Alles wordt nauwkeurig gefotografeerd en beschreven, ook omdat alle voorwerpen in Aleppo (moeten) blijven. De ontcijfering van de inhoud is een zeer moei zaam werk en zal zeker vele jaren duren. Wel heeft de wetenschappelijke vertaler hierbij enige steun aan gevonden woordenlijsten in het Sumerisch en Eblitisch, zoals de in Ebla gevonden taal is genoemd. Het Eblitisch vertoont enige overeenkomst met het He breeuws. Prof. Giovanni Pettinato uit Rome vermeldt, dat de vroeger zeer belangrijke stad Ebla door Naram-Sin met de grond gelijk gemaakt is. Naram-Sin vermeldt dat in één van zijn inscrip ties. Daaruit blijkt ook, dat Ebla toen voor de 263

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1978 | | pagina 13